Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/229

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
213
EEN MOOIE PLANT MET EEN LEELIJKEN NAAM.

— Ja, dat schijnt ten minste zoo. Laten we ze eens goed bekijken.

Ik plukte een bloem van de Scabiosa en een van de Korenbloem (Centaurea Cyanus) af, en zei:

— Kom, laten we er nu even bij gaan zitten; ginder staat een bank.

De Scabiosa is dus naar uwe meening een „samengestelde bloem; nu, ik wil 't wel gelooven, maar dan moet ik eerst nader bewijs hebben.

De Hoogere-Burger keek mij eens aan, als of hij vragen wilde welk beter bewijs hij mij kon geven, dan wat ik met mijn eigen oogen zag.

— Een nader bewijs; hoe meent U dat?

— Zeg me maar even waaraan ge een samengestelde bloem herkent, dan komen we er van zelf.

— O, is 't anders niet? Wel, wanneer een aantal bloempjes zoodanig op een gemeenschappelijken bloembodem geplaatst zijn, dat ze met elkaar ééne bloem schijnen, terwijl dan een krans van groene blaadjes er onder op een kelk gelijkt.

— Klaar? vroeg ik toen hij zweeg.

— Ja, en U ziet.....

— Dat dit precies uitkomt. Dit is zoo bij de Korenbloem en het is ook zoo bij de Scabiosa. Maar nu moet ik je toch nog wat vragen, want je schijnt nog al aan botanie te doen. Waarop berust voornamelijk de onderlinge verwantschap bij de planten?

— Ik begrijp niet goed wat U bedoelt.

— Dan zal ik het anders vragen. Welke deelen der plant moeten voornamelijk uitwijzen tot welke natuurlijke familie zij behoort? De stengel, de bladeren of ....?

— Neen, deze niet, de bloemen, of eigenlijk de bloemdeelen.