Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/232

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
216
EEN MOOIE PLANT MET EEN LEELIJKEN NAAM.

als geneesmiddel tegen schurft (scabies) konden dienen. Het Latijnsche woord gaf vervolgens ook in het Hollandsch aanleiding tot een naam van dezelfde beteekenis, en zoo kwam die fraaie plant aan zoo'n leelijken naam.

 

Ik wil nu hiermede niet zeggen dat alle Scabiosa's zoo fraai zijn; integendeel, ik ken er ook wel die niet bijzonder in 't oog loopen, en er zijn er heel wat die we geen van allen ooit gezien hebben, maar in 't algemeen genomen is het toch een sierlijk bloeiend plantengeslacht.

We hebben er een drietal soorten van in onze flora, nl. S. arvensis, S. pratensis en S. Columbaria; de beide eersten, later van dit geslacht afgenomen werden Knautia arvensis en Succisa pratensis genoemd, terwijl ze voor velen toch Schurftkruid... Pardon! lezeres, ik wil zeggen Scabiosa bleven. Ze behooren tot onze fraaiste inlandsche planten.

Maar ik moet mij thans bepalen tot de soort welke direct aanleiding tot dit schrijven gaf, namelijk de Scabiosa atropurpurea.

Het mag vreemd schijnen dat men omtrent het oorspronkelijke vaderland dezer plant, een der oudsten die in de tuinen gekweekt werden, immers ze werd daarin reeds vóór ruim 2½ eeuw aangetroffen, steeds in het onzekere verkeerde. Clusius noemde haar de „Indische Scabiosa", en zoo heeft men haar dan ook later, ofschoon twijfelachtig, als een Indische plant blijven beschouwen.

Die twijfel was trouwens wel gewettigd, want men kan het haar wel aanzien dat ze niet uit een land met een tropisch, maar veeleer uit een met een matig warm klimaat afkomstig is. Ware ze nu uit Indië herkomstig, dan zou ze