Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/24

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
8
DE KERSTROOS.

scheidene andere Ranunculaceeën, bedriegt ook hier de schijn.

Dit zal men vanzelf begrijpen, als men op het volgende let.

Een volmaakte of komplete bloem bestaat uit vier boven of om elkaar heen geplaatste kransen, die men onderscheidt als kelk, bloemkroon, meeldraden en (een of meer) stampers.

Hiervan is de kelk meestal klein en groen, de bloemkroon echter het sterkst ontwikkeld. Deze is gewoonlijk gekleurd, loopt daardoor het meest in 't oog en vormt dan ook in de schatting van hen, die alleen naar den eersten indruk oordeelen, de bloem. Meeldraden en stampers zijn daarbinnen besloten, meer of minder in getal, dit doet er niet toe.

Welnu, ook hier hebben we vier serieën van verschillende organen, waarvan er echter slechts drie duidelijk in 't oog loopen, terwijl er een tusschen de andere verscholen ligt, en juist deze serie of krans is het, welke bij de meeste andere bloemen den boventoon heeft: de bloemkroon.

We hebben hier te doen met een uitzondering, die meer, maar toch betrekkelijk zeldzaam voorkomt: de kelk namelijk heeft den schijn van bloemkroon aangenomen; in plaats van klein, zijn de kelkbladeren groot, zeer groot zelfs, in plaats van groen, zijn ze wit, slechts aan den voet hun oorspronkelijke kleur behoudende.

Wanneer nu aan een plant een zeker orgaan zich zoo buitengewoon sterk ontwikkelt, dat het daardoor zelfs van karakter verandert, heeft dit meestal plaats ten koste van een ander. Zoo ook hier.

Op den kelk volgt steeds, naar binnen toe, de bloemkroon. En wat vinden we hier?

Tusschen die groote witte kelk en de meeldraden, goeddeels aan het gezicht onttrokken, een krans van groene, peperhuisvormige lichaampjes, waarin men geen erg heeft als men ze