Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/240

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
224
KNUTSELWERK.

— Met Uw permissie, daarmee maakt ge U zelven geen bijzonder mooi compliment; immers, die een beetje doorzicht heeft en wat knutselen kan.....

— Voor knutselen heb ik geen tijd, daar ginder woont.....

— Een blikslager wilt ge zeggen. Wel mogelijk, maar met dien heb ik niets te maken. Een glazenmaker heb ik noodig, die me een paar groote ruiten of beter glasplaten (want het glas dient stevig en vooral zuiver vlak te zijn) bezorgt, en verder wat Varenbladeren van uiteenloopende, sierlijke of karakteristieke vormen.

Als ik dat heb, zou 't al heel gek moeten loopen als ik — en ook gij, meneer Nurks—die niet zóó op een der glasplaten wist te bevestigen, dat ze, als de tweede er vlak en vooral onbeweeglijk op ligt, niet zullen verschuiven.

Of ik er een zoo sierlijk mogelijke groep van zou maken weet ik niet, dit zou van mijn smaak afhangen; veel liever laten we dit dan ook, na haar het benoodigde er voor verschaft te hebben, aan de dames over.

Aan betere handen, aan fijner smaak kan zulk knutselwerk niet toevertrouwd worden.

 

 

Of men die bladgroepeeringen tusschen vensterruiten op den duur mooi zal vinden weet ik niet; ik waag het zelfs er aan te twijfelen.

Ook zullen de bladeren er spoedig verbleeken, al worden ze niet door de zon beschenen; op de zonzijde kan het niet anders dan zeer ondoelmatig zijn, terwijl men, hoe men het ook toepast, in elk geval wijs zal doen de zon er af te houden.

Maar men kan het in 't groot, zooals dat haardscherm, men kan het op kleiner schaal in toepassing brengen en