Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/264

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
248
PLANTENBESCHERMING.

tallen aangroeien; 't zou ons land en onzen plantenliefhebbers tot eer verstrekken.[1]

Vooral in Engeland vond de Vereeniging veel bijval, dat trouwens, met het oog op het Engelsche volkskarakter, ons niet kan bevreemden; namen als sir J. Hooker, de voormalige Directeur van den tuin te Kew, de heer Nicholson, administrateur van dien tuin, John Bull, Baker, Wills, Lynch, de bekende reizigster miss Marianne North, aan wie de tuin te Kew het rijke museum van aquarellen te danken heeft, enz, zijn wel geschikt om sympathie te wekken; terwijl zoowel de voorname groote dag- als vakbladen deze zaak zeer toejuichten. Zelfs de kweekers van Alpinen bleven niet achter, en de namen Backhouse & Sons, te York, en Dickson & Sons, te Chester, kunnen gezegd worden in dit opzicht iets te beteekenen; terwijl de straks bedoelde Alpinen-kweeker aan den heer Correvon schreef: „Ik ben volkomen van uw gevoelen met betrekking tot het uittrekken van Alpenplanten, en ik geloof dat gij wijs doet uwe flora daartegen te beschermen". Sir Trevor Lawrence, de President van de Kon. Tuinbouw-Maatschappij te Londen, schreef o.a.: „Zoo ik, 't zelfde wanneer of hoe, er iets toe kan bijdragen om de pogingen uwer Vereeniging te bevorderen, zult gij, hoop ik, geen oogenblik aarzelen mij dit te doen weten."

In België is het vooral de Graaf de Kerchove de Denterghem die deze zaak zeer ter harte neemt.

Niet alleen tot Zwitserland—hoewel dit in de eerste en voornaamste plaats in aanmerking komt—bepaalt deze Vereeniging hare bemoeiingen. Het heeft de opmerkzaamheid ge-

  1. Nadat dit een en ander door mij in het weekblad Sempervirens was medegedeeld, sloten zich, zoover mij bekend werd, nog drie Nederlanders aan, waarbij twee dames.