Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/282

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
265
DE KLIMOP.

Ook tegen een boom zag men ook wel eens een oude Klimop, die, mede van onderen afgestorven, toch fleurig voortleefde; maar dan bleek het dat de boom waartegen ze groeide dood en het hout gedeeltelijk tot humus verteerd was. In levend hout dringen hare wortels niet, uit levende boomen put ze geen voedsel en hare hechtwortels hebben niets anders te doen dan de stengels stevig vast te hechten.

Het valsche begrip dat ze de boomen van hunne sappen zou berooven, heeft reeds vaak aanleiding gegeven dat men deze planten er afrukte, en aldus een schoon stuk natuur moedwillig en zonder wezenlijke reden vernielde. Dit is niets minder dan vandalisme, het gevolg van een verkeerde voorstelling. —

Een muur van een huis met Klimop begroeid is een mooi gezicht. Ook hier heeft deze plant echter in het vooroordeel een gevaarlijken vijand. „Ze maakt den muur en derhalve het huis vochtig," zegt men.

Dit is eenvoudig onzin,en het wordt dan ook door de ondervinding gelogenstraft. Integendeel, ze houdt dien droog, want door het dichte gebladerte kan geen regendroppel, hoe hard en lang het ook mag regenen, dien bereiken. Nu moet toegegeven worden dat ook de zon er niet op kan schijnen, maar als men nagaat in welke verhouding deze twee factoren hier te lande tot elkaar staan, dan valt dit zeker zeer in 't voordeel uit van de plant, die een muur absoluut tegen den regen beschermt.

Wanneer een muur goed dicht met Klimop begroeid is, is het onder de bladeren ten alle tijden volkomen droog.

Ook deze beschuldiging is dus valsch.

En zie een boom, zie een muur, door klimop bedekt—ik heb op het oogenblik het gezicht zoowel op den één als op