Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/304

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
288
DE CACTUS-GROEP.

kenmerken. Bij de meest verspreide en om de fraaie bloemen veel gekweekte soort toch, de Phyllocactus phyllantoides, ziet men dat de stengels deels vlak, deels driekantig zijn, welke laatste vorm met sommige driekantige Fakkeldistels overeenkomt. Is dit karakter echter bij deze laatsten standvastig, bij de Blad Cactussen komt het slechts aarzelend aan den dag, zoodat de jonge spruiten, welke driekantig te voorschijn komen, meestal bij hare verdere ontwikkeling weer tweekantig, d.w.z. vlak worden. Wij hebben hier dus blijkbaar met een overgangstoestand te doen van de vlakke stengels der Vijg-Cactussen tot de geribde en cilindrische der Fakkeldistels of Toorts-Cactussen.

Is echter bij de Opuntia's althans nog een spoor van bladeren te vinden, bij deze beiden en alle verder volgenden missen we die geheel, zijn ze zelfs in rudimentairen toestand niet meer te vinden.

Zien we bij de Vijg-Cactussen (Opuntia's) zich de stengel steeds bovenmatig sterk ontwikkelen ten koste van de bladeren, bij de Toorts-Cactussen (Cereeën) neemt die stengelontwikkeling nog grooter proportieën aan; ja enkele soorten verheffen zich in de vlakten van Mexico als machtige zuilen van meer dan tien Meter hoogte, soms onvertakt, soms echter van zware, kandelabervormige armen voorzien. De geledingen zijn hier geheel verdwenen, terwijl daarvan bij de bladvormige Cactussen (Phyllocactus)—die tot de Cereeën in ruimen zin behooren—nog duidelijke sporen zichtbaar zijn, maar de ribben zijn standvastig, terwijl dezer aantal bij de verschillende soorten variëert [1].

  1. Eigenlijk onderscheidt men kantige en geribde stengels bij de Cereeën, zijnde dan de eersten weder een overgangstoestand tot de laatsten. Bij deze _ nadere onderscheidingen behoeven we hier echter niet stil te staan.