Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/305

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
289
DE CACTUS-GROEP.

Sommige Cereeënstengels echter blijven dun, maar ontwikkelen zich daarentegen zeer sterk in de lengte; deze soorten, waarvan de bekende Slang-Cactus (Cereus flagelliformis) en de grootbloemige C. of „Koningin der nacht" (C. grandiflorus) bekende voorbeelden zijn, nemen daardoor het karakter van klimplanten of lianen aan, terwijl ze door hare luchtwortels in staat zijn zich aan boomstammen of andere niet al te harde voorwerpen vast te hechten.

Aan de Toorts-Cactussen met cilindrische stengels grenzen de Egel-Cactussen (Echinocactus), en toch is het verschil b.v. tusschen de Slang-Cactus en een kogelronde Egel-Cactus zóó groot, dat het sommigen haast moeite moet kosten aan een familieverwantschap te denken, zoodat zij zich kwalijk kunnen voorstellen dat juist deze in haar uiterlijk voorkomen—de bladerloosheid, welke zij beiden gemeen hebben, daargelaten—zoo zeer verschillende planten, wat haren vorm betreft, zoo dicht nevens elkander staan.

Neemt men echter een Cereus met zeer dikken en niet hoogen stengel, en plaatst men die naast een Egel-Cactus van de groep die men als Echinopsis onderscheidt, dan valt dit verschil bijna geheel weg, en, ziet men beide planten tegelijk in bloei, dan wordt de gelijkenis nog veel sterker. De stengels der Echinopsis-soorten hebben veelal de gedaante van een omgekeerde peer, sommigen zijn echter cilindrisch, maar ze blijven laag; overigens gelijken ze volkomen op een lage, dikstengelige Toorts Cactus, ook wat den vorm en de grootte der bloemen betreft, terwijl ze als ongemerkt in de meer kogelronde Egel-Cactussen overgaan, waarvan eenige soorten zich door grillig gevormde, dikwijls op groote haken gelijkende dorens onderscheiden, terwijl anderen weer zoo goed als ongedoornd zijn.