Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/306

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
290
DE CACTUS-GROEP.

Zijn de Toorts-Cactussen gesleufd, ook met zeer vele Egel-Cactussen is dit het geval. Die tot Echinopsis (een geslacht dat vroeger tot Echinocactus gerekend werd en als een overgangsvorm van Cereus tot Echinocactus beschouwd kan worden) behooren, behouden dit karakter standvastig; bij sommige echte Egel-Cactussen ziet men echter dat de uitstekende kanten gegolfd op en neer gaan, terwijl dan steeds de dorens en stekels op de heuveltjes zitten.

Dit laatste verraadt, alleen reeds door den vorm, een geleidelijken overgang tot de Tepel-Cactussen of Mamillaria's, aldus genoemd, omdat de oppervlakte dicht met grootere of kleinere tepels bezet is, die elk op den top een bundel dorens en kleinere stekels dragen.

Let men nu hierbij op den bloei, dan ziet men ook dáárin dien geleidelijken overgang.

Terwijl toch de Toorts-Cactussen allen zijdelings uit de stengels bloeien, is volmaakt hetzelfde het geval met de soorten van Echinopsis, die zich mede door zeer groote bloemen onderscheiden. Bij Echinocactus echter worden de bloemen niet alleen gaandeweg kleiner, maar ze verschijnen steeds uit de kruin der plant, evenals dit het geval is bij de, mede na aan de Egel-Cactussen grenzende Meloen-Cactussen (Melocactus), die zich echter weer hierdoor onderscheiden, dat de bloeibaarheid blijkt uit de ontwikkeling van een smallere, donsachtige, met korte stekels bezette kruin, in welk dons de kleine bloemen gedeeltelijk besloten blijven, terwijl het fraaie roode vruchtje er later langzamerhand boven uit komt.

Ook deze beide laatste geslachten worden weer door een ander aan elkaar verbonden, namelijk door een in de verzamelingen slechts zeldzaam vertegenwoordigd geslacht, dat men Schijf-