Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/336

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
320
DE CACTUS-GROEP.

van bekend moet zijn, om het te kunnen gelooven. Inzonderheid is dit bij de Mamillaria's het geval; terwijl eindelijk de jonge planten in zeer vele gevallen een zoo geheel ander aanzien hebben dan oudere, dat men al een heele held in de kennis ervan moet wezen, om ze niet voor verschillende soorten aan te zien. Dat men, tengevolge daarvan, vaak voor verschillende soorten hield, wat eigenlijk niets anders dan wijzigingen, vormen van een en dezelfde waren, is licht te begrijpen.

Zoo voerde, om slechts één voorbeeld te noemen, in 1849 Ehrenberg meer dan duizend Mamillaria's in, en,daar men toen reeds geleerd had met de soortbepaling voorzichtig te zijn, meende men er aanvankelijk slechts zes goed gekenmerkte soorten in te herkennen. Ehrenberg zelf bracht ze tot 8 soorten; bij nader onderzoek werd dit getal eerst op 12, toen op 18 en eindelijk op 40 gebracht.

Toen die Ehrenbergsche verzameling later in andere handen kwam, rekende men haar uit 58 soorten te bestaan.

Wel een bewijs dat men, wat de soortbepaling dezer planten betreft, alles behalve op vasten bodem staat.

Daar de juiste soortbegrenzing niet kan bepaald worden, moet hieromtrent dan ook wel een groot verschil van opinie blijven bestaan. Voegt men hierbij dat die landen, waar de Cacteeën het meest voorkomen: Peru, Chili, Paraguay, Brazilië, enz., met het oog hierop nog alles behalve voldoende onderzocht zijn, dan zal men begrijpen dat het 's voorshands onmogelijk is het soortental van deze plantengroep te bepalen.

Naar ruwe schatting neemt men echter aan dat ze zeker uit minstens duizend verschillende soorten bestaat, die in ongeveer twintig geslachten verdeeld zijn.