Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/338

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
322
DE CACTUS-GROEP.

zulke ongunstige omstandigheden tot zulk een ontwikkeling konden brengen, bewonderen kan men die vaak spookachtige gedaanten niet.

Toch verdienen ze, gelijk ik reeds opmerkte, door den schier onuitputtelijken rijkdom van vormen, en inzonderheid wijl ze als een levende illustratie der ontwikkelingsleer te beschouwen zijn, zeer zeker de opmerkzaamheid van hen, die een open oog hebben voor de natuur, en zijn ze, de ondervinding heeft het geleerd en bewijst het nog steeds, zelfs in staat om hem, die zich er veel en ernstig mede bezig houdt, tot enthousiasme te voeren; ja kunnen ze aanleiding geven tot een manie, waarvan hij, die zijn oordeel alleen van de eerste indrukken afhankelijk stelt, zich met geen mogelijkheid een begrip kan vormen.

Op den langen duur kunnen ze echter alleen hem bevredigen, die haar waarde weet te schatten; maar deze zal ze ook te meer gaan waardeeren, naarmate hij ze beter leert kennen.


Ik zeide reeds vroeger dat de Cactusvorm (zoo noemt men deze groep, uit een physiononisch oogpunt gezien) ook nog door geheel andere planten vertegenwoordigd wordt.

Behooren de Cacteeën aan de Nieuwe Wereld, ook de Oude Wereld bezit deze grillige afwijkingen, en wel in het reeds hierboven vluchtig besproken geslacht Euphorbia, dat door geheel Afrika verspreid is en als karakteristiek kan geacht worden voor de dorre zandstreken van Arabië, Abyssinië, enz.

Zoozeer gelijken deze in vorm op de Cacteeën, dat Schouw er aanleiding in vond om ze een „naäping daarvan" te noemen.