Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/342

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
326
OPSTANDELINGEN.

met de levensleer der planten in het nauwste verband staan.

Zoowel op practisch als op wetenschappelijk gebied liepen die beschouwingen echter veelal zeer uiteen. De uitkomsten, met zaden van verschillenden leeftijd verkregen, verschilden soms niet weinig, wat niet te verwonderen is, daar hierbij steeds verschillende bijomstandigheden van beslissenden invloed moeten zijn, zooals de toestand waarin de zaden bij de inzameling verkeerden, en die lang niet altijd dezelfde is, de wijze waarop zij bewaard en vooral ook die waarop ze uitgezaaid werden. Bij de verschillende genomen proeven zullen die omstandigheden steeds in een of ander opzicht gewijzigd geweest zijn, en de uitkomsten moesten dus vaak wel zeer uiteenloopen.

Ook ten opzichte van de oorzaak van het verschil van levensduur bij verschillende zaden, ja bij zaden van dezelfde soort, zelfs van dezelfde plant, liepen de meeningen uiteen, en het is de vraag of men wel ooit dienaangaande absolute zekerheid zal verkrijgen, of zelfs tot een theorie zal komen, die geen aanleiding tot gegronde tegenspraak geeft.

Het is niet alleen om de belangrijkheid van het onderwerp en de zeer duidelijke wijze van voorstelling, dat ik hier de opmerkzaamheid op deze bijdrage van Prof. de Vries vestig, maar ook omdat de Schr. tot eene conclusie komt, die mij niet onbetwistbaar toeschijnt. Hierover zoo aanstonds nader.

De Hoogleeraar begint met in herinnering te brengen, hetgeen zoo al is aangevoerd vóór en tegen de meening, dat tarwekorrels, die in de begraafplaatsen der oude Egyptische koningen gevonden werden, nog kiemkrachtig konden zijn.

De meeningen dienaangaande toch staan lijnrecht tegen elkaar over; niet maar de meeningen van leeken, die elkander