Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/352

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
336
OPSTANDELINGEN.

bleven, het ééne als de „kleine", het andere als de „groote Ruïne" bekend.

De „kleine Ruïne" werd het eerst weer tot zijn vroegere bestemming teruggebracht. Toen namelijk, nu omstreeks dertig jaren geleden, de behoefte aan een betere inrichting der laboratoria voor physica, anatomie en chemie zich dringender deed gevoelen, werd dat plein aangewezen voor de oprichting van een gebouw aan deze drie vakken gewijd, welk plan in 1860 verwezenlijkt werd. Het spreekt van zelve dat voor zulk een groot gebouw de grond diep uitgegraven moest worden, en zoo bleef er binnen de schutting een berg aarde liggen, die eerst toen het gebouw geheel voltooid was werd weggeruimd.

De hoop aarde lag daar langer dan een geheel jaar, en stak ver boven de schutting uit. Welnu, in den zomer, welke op die uitgraving volgde, wemelde het daar van allerlei planten. Een juiste notitie hield ik, zoo ver ik mij herinneren kan, daarvan niet; wel weet ik dat het mijne opmerkzaamheid trok toen ik daar verscheidene soorten bij zag, welker zaden onmogelijk anders in dien grond konden gekomen zijn dan door een vroegere omwoeling. —

Stelliger bewijs hiervan leverde mij het daar tegenover liggende, als de „groote Ruïne" bekende plein. Dit vierkante terrein, een oppervlakte van twee Hectaren beslaande, werd in 1874 door de Regeering aangewezen als het geschiktste voor de oprichting van een nieuw Universiteitsgebouw, waartoe het door de stedelijke Regeering dan ook gaarne aan het Rijk werd afgestaan.

Het was tot dusverre gebezigd als exercitieplein, zoowel voor artillerie als voor infanterie. Er groeide dus niets op, wijl dit bij het dagelijks gedraaf met paarden en kanonwagens een-