Voor hen, die daartoe nog geen gelegenheid hadden of vonden, diene het volgende, dat mogelijk wel in staat is ook anderen, die den heester niet kunnen bezitten, te interesseeren, terwijl het weer anderen, die zich in een tuin mogen verheugen, en hem nog niet kennen, allicht zal aansporen om er kennis mee te maken.
Bij al het geheimzinnige dat de Adam's Gouderegen (mij dunkt deze naam is niet kwaad, over zijn oorsprong zoo aanstonds) kenmerkt, staat dit vast, dat het geen oorspronkelijke soort is, d.w.z. dat deze heester nooit ergens in 't wild groeiende gevonden werd, maar door menschelijke tusschenkomst, hetzij toevallig of voorbedachtelijk, ontstond.
Ze dankt haar aanzijn aan twee goed onderscheiden, zelfs zeer veel van elkaar verschillende soorten, nl. de gewone Gouderegen (Cytisus Laburnum) en de zoogenoemde purperbloemige Cytisus (C. purpureus). De eerste is in alle tuinen zeer algemeen, de tweede minder, ofschoon daarin toch verre van zeldzaam. Deze is oorspronkelijk een lage, zeer vertakte heester, maar wordt meestal op stammetjes van de gewone Gouderegen geënt, en vormt dan aardige, kleine kroonboompjes, die er vooral in Juni, als ze bloeien, vroolijk uitzien.
Geen van beiden komen in ons land oorspronkelijk voor; beiden behooren in zuidelijker gelegen landen, n.l. in het Zuidelijk gedeelte van Oostenrijk en Zwitserland, zoo mede in Italië thuis.
De Adam's Gouderegen nu houdt het midden tusschen de twee genoemde soorten, maar komt in haar karakters toch het meest overeen met de gewone Gouderegen. Ze heeft dezelfde groeiwijze, is alleen wat slanker en ontwikkelt zich