Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/57

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
41
ADAM'S GOUDEREGEN.

deed denken, te verwonderen, maar nog een andere verrassing had deze heester den bezitter bereid; een verrassing waarmede hij echter nog een paar, soms zelfs eenige jaren, wachtte voor den dag te komen; een verrassing, die wel is waar op hetzelfde neerkwam, maar die toch nog veel grooter was.

Boven in, nabij den top, verscheen een bundel van vrij dicht opeengedrongen, korte, dunne takjes, ongeveer zooals men dit wel eens aan de Berken ziet. Best mogelijk is het dat de eigenaar dat bosje daar al een paar jaren in 't oog gehad heeft, zonder dat het zijn bijzondere opmerkzaamheid trok, omdat hij 't allicht voor een misgewas hield. Nu waren er aan die dunne takjes echter bloemen gekomen, en was het zelfs op een afstand duidelijk zichtbaar dat dit heel andere bloemen waren.

Bij nader onderzoek, na er namelijk een takje van uitgesneden te hebben, bleek dit dan ook in zoodanige mate het geval te zijn, dat deze bloemen met die van den heester zelven geen andere overeenkomst hadden, dan dat ze beiden bloemen waren. De algemeene vorm was dezelfde, maar ze hadden een heel andere, levendig paarse kleur, en, wat zeker het meest in 't oogloopende verschil was, ze waren niet in grooten getale tot trossen vereenigd, maar zaten ten getale van twee—somtijds drie—in de bladoksels dicht bijeen.—

Deze opmerkingen maakten velen; sommigen zagen aan hun heester, behalve de licht paarse bloemen, alleen de gele van de gewone Gouderegen, omdat de andere wel eens wat lang wil wegblijven; maar de meesten zagen ze toch alle drie, en 't is geen wonder, dat zij, die eenig belang stellen in opmerkelijke natuurverschijnselen, trachtten daar iets meer van te weten te komen.