Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
44
ADAM'S GOUDEREGEN.

Tusschenvormen, die het midden houden tusschen twee soorten en door menschelijke tusschenkomst ontstonden (somtijds in de natuur ook door die van dieren, voornamelijk insecten) komen zeer veel voor, en meestal gelijken die dan meer op de ééne dan op de andere der beide soorten, waarvan ze afstammen, in welk geval het niet twijfelachtig is van welke der twee zij direct afkomstig is.

Het zijn, ik mag dit als aan alle lezers bekend vooronderstellen, bastaarden (gewoonlijk hybriden genoemd), die op dezelfde wijze zijn gewonnen of ontstaan als dit in het dierenrijk het geval is. De bloem der ééne soort werd, hetzij, zooals gewoonlijk, opzettelijk of toevallig, bevrucht met het stuifmeel uit die eener andere, en men pleegt dan ook de plant van welker bloemen het stuifmeel afkomstig is „de vader", de andere, welker bloemen bevrucht werden en die later de zaden leverde, „de moeder" te noemen. De karakters der moeder nu komen in den bastaard gewoonlijk het sprekendst aan den dag, nú meer, dán minder door die van den vader gewijzigd.

Daar het nu buiten elken twijfel is dat de Adam's Gouderegen een bastaard is van de gewone Gouderegen en de purperbloemige Cytisus (Cytisus Laburnum en C. purpureus), behoeft men ook in dit geval niet te vragen wie van deze twee als de moeder te beschouwen is.

 

Maar hebben we hier inderdaad met een bastaard of hybride in den gewonen zin te doen?

Deze vraag klinkt vreemd na de stellige verzekering dat de Adam's Gouderegen van de beide bovengenoemde soorten afstamt.

Toch is zij gewettigd, daar hieromtrent twijfel bestaat.