Wat wij gewoonlijk door bastaarden verstaan zijn producten van kruising, derhalve van geslachtelijke voortplanting, bij de planten even zoo goed als bij de dieren. Gewone hybriden ontstaan dus uit zaden, en nu wil men dat de hier bedoelde heester niet uit zaad, maar toevallig door enting verkregen is.
Het is er daarom niet minder een bastaard om (ook hebben wij voor zulk een exceptioneel product geen ander woord), maar een bastaard van een andere natuur.
Om dit toe te lichten moeten we zijn geschiedenis nagaan, die wel is waar nog zou oud niet is, maar waarover toch iets nevelachtigs ligt.
De Cytisus Adamii werd, nu ruim zestig jaar geleden, gewonnen door een Fransch bloemist, den heer J.L. Adam, te Vitry, bij Parijs, en, daar zij zeer kennelijk van alle andere soorten van dit geslacht verschilde, noemde de Fransche kruidkundige Poiteau, dezelfde die het nog altijd zeer gewaardeerde tijdschrift de Revue horticole in 't leven riep, haar naar den kweeker aan wien zij 't aanzijn verschuldigd was: Cytisus Adamii, de Gouderegen van Adam.
Men ziet dus dat de oorsprong ervan niet in het Paradijs te zoeken is, gelijk de naam allicht zou doen vermoeden.
De heer Adam dan had, met het doel om de purperbloemige Cytisus te vermenigvuldigen—d.w.z. om er op de reeds hierboven vermelde wijze kroonboompjes van te kweeken—, deze op een partij stammetjes van de gewone Gouderegen geoculeerd. Van die oculaties zullen er licht enkelen niet geslaagd zijn, en toen hij deze later nazag, bleek het dat er een bij was, van welke de oculatie nog altijd leefde, hoewel het slapend oog niet was doorgegroeid.
Begrijpende dat dit uitgroeien nog wel kon plaats hebben,