Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/85

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
69
TELEURSTELLING, DIE TE VOORKOMEN IS.

geen kracht genoeg heeft om de schrale lucht te verwarmen, terwijl diezelfde planten den zomer ongedeerd trotseeren.

Waren het alleen de jonge, in de kas ontwikkelde bladeren, men zou het gemakkelijker begrijpen, maar zelfs de oudste, ja, bladeren van twee, drie jaar of meer, lijden er evenzeer door en gaan dan verloren.

Toch waren dezelfde bladeren den vorigen zomer tegen de heetste zonneschijn bestand, leden ze er niet alleen niets onder, maar werden ze zelfs nog donkerder groen.

En het bleven dezelfde bladeren, het bleef hetzelfde bladweefsel; alleen ze brachten eenige maanden in de kas door. Zijn ze dan inmiddels van natuur veranderd, en verminderde hun weerstandbiedend vermogen?

Ik weet niet of die vraag ook wel eens bij anderen is opgerezen. Hoewel ik het verschijnsel—niet altijd tot mijn plezier—vaak had gezien, want al kan men het voorkomen, is dit in een groote inrichting niet altijd mogelijk, was ik er toch met mijn gedachten nooit zoo bepaald bij blijven stilstaan.

Toch kwam mij de zaak vrij duidelijk voor.

In de bladeren ontstaat bladgroen, en van de hoeveelheid bladgroen hangt de meerdere of mindere sterkte der bladeren tegen storende invloeden van buiten af. Men weet trouwens zeer goed, dat in 't donker ontwikkelde bladeren, die geelachtig zijn, steeds zeer gevoelig blijken voor sterk zonlicht, zoowel als voor koude of voor droge lucht; oneindig gevoeliger dan de onder gunstiger omstandigheden normaal ontwikkelde bladeren aan dezelfde plant.

Dat komt omdat de vorming van bladgroen afhankelijk is van het daglicht.

Nu had zich in 't vorige jaar buiten in die bladeren zeer