veel kwaad kan doen, door namelijk een zeer sterke uitwaseming te veroorzaken, mag almede niet vergeten worden, en ook hiertegen valt het niet moeilijk maatregelen te nemen.
Over het algemeen zij men, wanneer dit eenigszins mogelijk is—en vooral de liefhebber kan het er gewoonlijk zeer goed naar inrichten—voorzichtig met het naar buiten brengen van „harde planten", daar deze, bij onvoorzichtige behandeling, dikwijls nog meer lijden dan „zachte", en in elk geval de schade veel duurzamer is, wijl de laatste zich spoediger herstellen.
Kan men al geen regendag afwachten, dan kieze men toch bij voorkeur donker weer, en zorge er in elk geval voor, dat de planten minstens gedurende een paar weken aan de lucht gewennen, zooals men het noemt, aleer men ze op zonnige plaatsen brengt.
Een heldere dag toch kan veel bederven, en al brengt men ze bij regenachtig weder buiten, morgen kan het anders wezen.
Waar 't niet anders kan, moet men zich natuurlijk naar het onvermijdelijke schikken, en kan men slechts hopen dat de Natuur moge helpen; kán men den zekersten weg nemen, dan vrijwaart men zich tegen teleurstelling, en teleurstelling heeft reeds aan menigen liefhebber lust en moed benomen.