Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/98

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
82
NATUUR EN KUNST IN DE TUINEN.

den omlijst, en in alles straalde een architectonische opvatting door.

Het kwam niemand in de gedachten daarin „natuur" te zien. Die met de Natuur iets had uitstaan, ging naar buiten, naar veld of bosch, om er met haar in ongestoorde kalmte te keuvelen. In den tuin mochten planten voorkomen, die aan haar herinnerden, ze deden dit in niet veel meerdere mate dan onze kamerplanten het in huis vermogen te doen.

Later ging van Engeland en Duitschland het beginsel uit, om de tuinen in te richten meer overeenkomstig de natuur.

In de plaats der rechte lijnen kwamen gebogene; men liet boomen en heesters meer vrijheid om zich naar hun aanleg te ontwikkelen; men plantte boschjes, waar die met de lichtere plekken een voor het oog aangename afwisseling konden geven, en deze aanzienlijk gewijzigde opvatting gaf aanleiding tot den zoogenaamden „landschapstijl," die tegenwoordig algemeen gehuldigd wordt.

Daaraan zijn wij nu gewoon; we weten niet beter of 't behoort zoo, en de in symmetrischen stijl aangelegde tuinen zijn zoo zeldzaam geworden, dat de meesten onzer er nooit een—een goeden wel te verstaan—gezien hebben.

Die nieuwere richting was ongetwijfeld een betere; dit zeggen wij, ook wanneer we ons op een standpunt plaatsen van waar wij ze beiden[1] kunnen overzien; ja ook zonder dit komen we tot dit besluit, want onze gezonde rede zegt het ons. De boomen en heesters, zooals wij ze thans in onze tuinen kennen, zijn beter in staat om ons te brengen tot bewondering,

  1. Ik schrijf hier geen geschiedenis, en spreek dus niet van de wijzigingen die beide richtingen hier en daar ondergingen, maar neem beiden, den zuiver kunstmatigen en den natuurlijken stijl, in het algemeen.