Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/99

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
83
NATUUR EN KUNST IN DE TUINEN.

tot waardeering van de schoonheden der natuur, dan die welke weleer tot allerlei vormen gedwongen, als in verschillende regelmatige vormen gegoten waren.

Waar ze niet te kort zijn, zijn gebogen paden aangenamer voor het gezicht, en zoo doen ook de afgeronde perken zich behagelijker voor.

De vraag is echter maar of men zich in dit opzicht niet evenzeer aan overdrijving, aan verkeerde toepassing schuldig maakt, als dit vroeger door onkundigen met den rechtlijnigen stijl het geval was, en of men zich, lachende over dezer onkunde, niet even bespottelijk maakt dan zij, ja veel meer zelfs nog, in een tijd nu men beweert dat beschaving en geestes-ontwikkeling zooveel algemeener zijn geworden, en een zooveel hooger standpunt bereikten.

Het is velen vrij wel tot gewoonte geworden uit de hoogte neer te zien op de tuinarchitectuur van vroeger. Men schreeuwt en schreeuwt elkaar na: „natuur! natuur!" en nog eens „natuur!" en wawelt over den wansmaak van vroegere tijden met een beslistheid, die zou doen vermoeden dat men het ernstig meende. Intusschen zal hij, die er eens rustig over gaat nadenken wát men zooal looft en wát men laakt, tot het besluit komen, dat die schreeuwers zoo min met het ééne als met het andere werkelijk bekend zijn.

Dit wat het oordeel betreft. En wat de toepassing aangaat, eilieve, waar is dan toch wel die nabootsing der natuur over 't algemeen in de tegenwoordige tuinen te vinden?

Ze worden aangelegd in den landschapstijl, zegt men.

Een mooi praatje, en niets meer. Men treft hier en daar een park, ook wel een tuin aan, die een lofdicht schijnt te zijn op de Natuur, maar men zal wijs doen met te erkennen dat ze zeldzaam zijn. Over het algemeen is het een combinatie