Naar inhoud springen

Petrus Camper/Berigt van den zaaklyken inhoud van twee lessen

Uit Wikisource

Berigt van den zaaklyken inhoud van twee lessen

Auteur Petrus Camper
Genre(s) Verhandeling over anatomie
Brontaal Nederlands
Datering 1770
Bron Vaderlandse Oefeningen, 1770 (Google Books), pp 386-393
Auteursrecht Publiek domein
Logo Wikipedia
Logo Wikipedia
Meer over Berigt van den zaaklyken inhoud van twee lessen op Wikipedia

BERIGT VAN DEN ZAAKLYKEN INHOUD VAN TWEE LESSEN , GEGEEVEN AAN DE LEDEN VAN'DE TEKEN-ACADEMIE TE AMSTERDAM, op den 1ften en 8ften Aug. 1770 , door den Hooggeleerden Heere Petrus Camper A. L. M. Phil. & Med. Dr. Anat. Chirurg. & Botan. Profesfor op de Hooge School te Groningen , &c. &c.

DE Hooggel. Heer Petrus Camper heeft alhier, als Lid Honorair van de Teeken-Academie deezer Stad, op den 1ften en vervolgens op den 8ften Aug. laatstleden, voor de Leden dier Academie, op de Kunstzaal, in twee Lesfen gehandeld, eerftelyk, over de Merkteekenen van het verfchil des Ouderdoms, en die der onderfcheidene Natiën , en daarna over het Scboone der Antieke Weezens, en over een nieuwe Methode van Teekenen. Wy zouden hier van eerder gewag gemaakt hebben, zo wy niet van gedagten geweest waren, om een vollediger Berigt, dan wy in dien korten tyd konden magtig worden, van deeze fraaije Lesfen den Leezer mede te deelen. Zie hier dan het Hoofdzaaklyke:

In de eerfte Les , heeft die Heer, in de Aanfpraak, zynen Toehoorderen onderrigt, dat hy van Jongs af aan de Teekenkunst geoefend hadde, zynde daarin onderweezen geworden door den Ridder de Moor, de Vader, en vervolgens door den Zoon, en dat zyn Ed. nu federt dertig Jaaren zig op de Ontleedkunde toegelegd hebbende, door het te zaamen paaren deezer twee Weetenfchappen, ontdekkingen in de Teekenkunst gedaan hadde , die hem in ftaat ftelden, om door Voorbeelden , volgens Regelen , den Teekenaar en Schilder te kunnen aantoonen het Charafter des Ouderdoms, en dat der byzondere Natiën, waarin tot nu toe de meeste en voornaamfle Schilders gedwaald hadden.

...Op het eerfte Doek was verbeeld het Hoofd van een Kind , voorts dat van een Man van middelbaaren Ouderdom , en eindelyk dat van een oud afgeleefd Mensch ; alle met hunne Doodshoofd - beenderen boven dezelve , en alle in het Profyl geteekend. ..

Om dit aan te toonen had de Heer Camper , op twee Schilderdoeken, eenige Hoofden met kryt getekend. Op het eerfte Doek was verbeeld het Hoofd van een Kind , voorts dat van een Man van middelbaaren Ouderdom , en eindelyk dat van een oud afgeleefd Mensch ; alle met hunne Doodshoofd - beenderen boven dezelve , en alle in het Profyl geteekend. Volgens het geene nu die Heer zynen Toehoorderen deed opmerken , en hun in zyne Afteekeningen aantoonde, zo beftaan de Kenmerken deezer byzondere trappen des Ouderdoms hier in : naamlyk , die van een Kindshoofd in het vooruitfleeken van het Voorhoofd, dat naar de Neus toe eenigzins inwaards plat afloopt, in den korten afstand van de Oogkasfen tot beneden de Onderkaak, om dat de Tanden nog niet uitgegroeid zyn , in de breedte van het Hoofd byzonderlyk na agteren , en in het platagtige van het bovenfte gedeelte van het zelve.

De Merkteekenen in het Hoofd van een Mensch, van middelbaaren Ouderdom , zyn kennelyk aan het vooruitpuilen van het Voorhoofd even boven de Oogen , dewyl dit gedeelte vooruit groeit zo lang de Menfchen leeven , hier door fchynt het bovenfte gedeelte van het Voorhoofd meer agterwaarts te wyken, en maakt een veel fchuinfcher Lyn dan in het Kind ; de boven en onderkaak zyn dan ook aanmerkelyk verlengd geworden, doordien. de Tanden, die in de Kindsheid als opgeflooten lagen, nu voortgeftuwd zyn , waar door de Onderkaak veel fchuinfcher zig vertoont , en een veel grooter hoek maakt: door dit alles word dan ook het en de rfte gedeelte van het Hoofd, te weeten, van de Oogkasfen tot beneden de Onderkaak, baarblykelyk veel vergroot. De Heer Camper bewees hieruit de valschheid van het ovaal of eirond, als een algemeene regel by de Schilders in gebruik , die het zelve in de hoogte verdeden in vier gelyke deelen , plaatfende de Oogen in het midden,daar het egter zeker is, dat dezelve, door dit verlengen der Kaaken , meer naar boven dan midden in het hoofd geplaatst zyn; dus is ook deeze zelfde regel valsch, in- het verdelen van het Ovaal in de breedte in vyf deelen of oogen, als één deel tusfchen de beide oogen, en twee ter wederzyde tot aan den omtrek, gelyk Vitruvius reeds geleerd heeft, en alle zynen Commentatores, tot zelfs Perreault toe; hebbende de een den anderen maar nagefchreeven; zelfs A. Durer , anders een naauwkeurig onderzoeker der Natuure , heeft dit ook zo gefteld. Op deeze Voorbeelden hebben alle, zo oude als lastere Schryvers en alle Schilders, tot nu toe gedwaald, waar door het gebeurt dat zo veele Portret-Schilders in hunne Gelykenisfen zo ongelukkig flaagen. Zy zien de Natuur volgens deezen valfchen regel, daar egter, in de Natuur, de Oogen nooit midden in het hoofd, en nimmer vyf Oogdeelen in de breedte gevonden worden; want de Plaats van de oogen, tot aan den omtrek, is niet grooter dan de breedte van een half oog, gelyk aan de doodshoofdbeenderen ten duidelykften gezien kan worden , die aan de zyden geen Spieren dan de dunne Slaapfpieren hebben , welke onmogelyk die breedte veroorzaaken kunnen; dewyl de Menfchen , hoe vet zy ook mogen worden, daar altoos mager blyven. Dus bewees zyn Ed. de valschheid van het Ovaal, waar van het denkbeeld den Schilder, in de beginfelen ingeprent, meesttyds byblyft, en bezwaarlyk te veranderen is.

Voorts overgaande tot de Kenteekenen eens hoogen Ouderdoms, toonde zyn Ed. denzelven te beftaan, in het nog meer voorwaards uitgegroeide gedeelte van het voorhoofdsbeen, even boven de oogen , zo dat het voorhoofd nog meer agterwaards fchynt te wyken, en de plaats tusfchen de Ooghollen als weg zinktv waardoor veroorzaakt word , dat deftige dat agtbaare in de Troniën van bejaarde Lieden : de gedaanten der boven- en onderkaak, door het verliezen der Tanden en zelfs van de Kasfen der tanden , 't welk in hoogen Ouderdom gebeurt , maaken dan weder een veel korter gedeelte, te weeten , van onder de Neus tot beneden de Onderkaak , dan in het Hoofd van een van middelbaare jaaren. De Onderkaak fchiet vooruit en na boven, hier door ziet men duidelyker het fpannen dier draadige fpieren van den Hals; ook trekken de Lippen binnewaards, door dien de Tanden , die haar anders onderfteunen, weg zyn, en de Spieren ter zyde des Monds worden flapper, om dat zy haare gewoone uitrekking misfen , vertoonen zig vetter, en rimpelen; welk rimpelen altoos dwarsdraads de fpier gefchied. Uit dit alles wierd nogmaals beweezen, de valfche verdeeling van het schilder- ovaal of eirond in de hoogte in vier gelyke deelen, daar hier wederom het onderfte gedeeke veel korter word. In deeze Merkteekenen des Ouderdoms hadden meest alle Schilders gedwaald, gelyk getoond zou kunnen worden uit een menigte Voorbeelden, dog byzonderlyk uit een Prent, gegraveerd naar het Schildery van den vermaarden Franfchen Schilder Greufe, genaamt "Le Retour de Soimeme" , waarin verbeeld word , eene oude Vrouw met een groot getal Rimpelen, daar anders, in de gedaante van het Hoofd, en in die der kaaken, geen merkteekenen des Ouderdoms te vinden waren. Niet alleen dat de Heer Camper dit alles met zyne op het Doek geteekende Hoofden bewees, maar ook met de Origineele Doodshoofden, welke zyn Ed. ten dien einde by zig had, en met welken hy deeze opgegeeven Kenteekenen bevestigde : voegende daarenboven hier nog by, dat het nu aan den Schilder ftond, om , op dit voetfpoor, de tusfchengraden des Ouderdoms te beftudeeren, en het dacht zyn Ed. niet onmogelyk, dat de Kunst zo ver te brengen zoude zyn , wanneer men alle deeze Kenteekenen wel gadefloeg, om, ten opzigte van een Kind , te kunnen bepaalen, wat verandering het zelve zoude ondergaan , al opklimmende als by trappen tot een hoogen Ouderdom ; en bygevolg ook, hoe oude afgeleefde Menfchen, in hunnen middelftandigen Ouderdom en Kindsheid, geweest waren.

...een tweeden Doek te voorfchyn, beteekend met vier verfchillende Figuuren, als, met twee Koppen van een onderfcheiden foort van Aapen, met het Hoofd van een Afrikaanfche Moor, en met dat van een Kalmuk of Afiaan , alle wederom met derzelver Sceletten boven de opgeteekende hoofden geplaatst...

Dit afgehandeld hebbende, ging de Heer Camper over tot het aantoonen der Merkteekenen van byzondere Natiën; en bragt tot dat oogmerk een tweeden Doek te voorfchyn, beteekend met vier verfchillende Figuuren, als, met twee Koppen van een onderfcheiden foort van Aapen, met het Hoofd van een Afrikaanfche Moor, en met dat van een Kalmuk of Afiaan , alle wederom met derzelver Sceletten boven de opgeteekende hoofden geplaatst; het Hoofd van een Europiaan was reeds op het eerde Doek geteekend en het zelfde dat gediend had voor het Character van een middelbaaren Ouderdom. De Grondflag waarop zyn Ed. het verfchil der Natiën bouwde, beftond in een' regte Lyn, getrokken door de Oorholten tot dp den bodem van de Neus, en in eene andere regte Lyn, die, raakende het uitfteeken van het Voorhoofdsbeen boven de Neus, getrokken word, tot op het uitfteekendfte gedeelte der Kaakbeenderen, wel verftaande, als men de Hoofden volkomen in het Profyl befchouwt: in den Hoek nu, die deeze twee Lynen maaken , beftaat niet alleen het onderfcheid der Dieren, maar ook dat van byzondere Natiën; en men zou kunnen zeggen , als of de Natuur deeze Hoeken gebruikt heeft , om alle die verfchillendheden der Dieren en Menfchen te bepaalen, en als by trappen te doen opklimmen, tot het Schoon der fchoonfte Menfchen. Dus maaken de Vogelen de kleinfte Hoeken, en deeze Hoeken vergrooten, naar maate het Dier nader aan de Menfchelyke gedaante gelyk is; zo als bleek uit de Aapen-koppen, waarvan de eerfte een hoek van 42 graaden, en de volgende een Hoek van 50 graaden vertoonde; deeze laatfte was de kop van een Aap, gemeenlyk Doodshoofden genaamd, en het meest naar een Mensch gelykende; hier naast aan was geplaatst het Hoofd van een Africaanfchen Moor, hebbende een Hoek van 70 graaden, waarop volgde het Hoofd van een Kalmuk, mede een Hoek van 70 graaden hebbende, dog de Europeaan had een Hoek van 80 graaden. Wat nu het verfchil van de Moor met de Europeaan betreft, het zelve beftaat hier in, dat het Voorhoofd meer agterover helt, en de bovenkaak met de Tandkasfen veel meer vooruitfteeken; hier uit volgt dat de Neus minder vooruitfteekende zyn kan, en dewyl de Lippen altoos de Tanden moeten kunnen bedekken, zo vloeit daar uit voort, dat ze niet alleen veel meer moeten vooruitfteeken, maar ook dat ze veel breeder en grooter, dan die der Europeaanen, groeijen moeten, zullen ze den dienst verrigten, waar toe de Natuur ze geformeerd heeft. Dit verfchfl was by Rubbens, van Dyk, Jordaans nog by de meeste voortreffelyke Schilders waargenoomen, zy waren daarin onkundig geweest, en hadden zwart geverfde Europeaanen in plaats van Mooren , verbeeld; de beroemde Plaatfnyder C. de Visfcher, alleen, had daarin het allergelukkigst geflaagt.

Het Charafter van een Calmuk is kenlyk aan de fmalheid van deszelfs Hoofd , aan het geweldig uitfteeken der Jukbeenderen , aan de grootte en fterkte der Kaaken en Kaauwfpieren, en aan de langwerpigheid der Oogen , veroorzaakt door het fterk uitzetten der Jukbeenderen; door dien de oogronde Spier, in het Jukbeen ingeplant, daar door als ter zyde uitgerekt word.

Waar door de Heer Camper gelegenheid nam van tegen te fpreeken, het geene Plinius,de Buffon en veele Reisbefchryvers ons verhaalen, van het gebruik deezer Volken , om de Hoofden hunner Kinderen tusfchen twee planken te beknellen; van het uitrekken der Oogen by de Chineefche Vrouwen, en het indrukken der Neus by de Mooren; gelyk ook van het plat drukken der Ooren aan het Hoofd by de Europeaanen , door het binden der Mutfen in de Kindsheid, en wat dies meer is; willende dit Verfchil der Natiën liever toefchryven, aan het onderfcheid der Landen en Lugtftreeken, als aan diergelyke vertellingen.

Ten opzigte van de Europeaanen, dezelve onderfeheiden zig merkelyk van andere Natiën, door den Hoek van 80 graaden, 't welk 10 graaden verfchilt, en daarom fchooner , dewyl het Maximum der fchoonheid by de Antieken in een Hoek van 100 graaden beftaat, waar van nader gefprooken zou worden. Voorts was de Heer Camper van gedagten , dat men, op dien voet, met een naauwkeurige oplettendheid, voortgaande, nog wel iets meerder in het Charafteristic zoude kunnen ontdekken , waar door men zelfs de byzondere landaart, of zodanigen van byzondere Provintien , zoude kunnen onderfcheiden. Eindelyk befloot die Heer deeze eerfte Les met zyne toehoorders te verzekeren , dat door het waarneemen der opgegeven merkteekenen , en byzonderlyk der graaden , alle begeerde Hoofden, Natuurlyk en gemaklyk te teekenen waren, gelyk zyn Ed. niet alleen met de reeds geteekende Hoofden bewees, maar, tot nader overtuiging, voor het oog van alle die daar tegenwoordig waren , met een stuk kryt, meer dan levensgroote Hoofden teekende; maakende, met het verkorten van dat gedeelte onder de Neus, den middelbaaren tot den hoogden ouderdom, en, met het veranderen van den hoek, het zelfde Hoofd tot een Moor of Europeaan enz. en verrastte dus met deeze Teekenwyze de Aanfchouwers zodanig, dat ze hem, algemeen , van verwondering als toejuichten.

De tweede Les op den 8ften Augustus,gefchiedde voor een nog grooter getal Toehoorders, om welke te plaatfen eenige verfchikking gemaakt was: want by het doen der eerfte Lesfe had men op zo groot een getal niet bedagt geweest. In deeze tweede Les, yolbragt de Hoogleeraar het geene by by zyne eerfte beloofd hadde , naamlyk, te zullen fpreeken over het Schoon, byzonderlyk ever het Schoon der Antieke weezens, en voorts eene andere wyze van Teekenen voor te ftellen, beter dan tot nog toe by de Schilders gebruikelyk was.

Ten opzigte van het Schoon was tot heden niets zekers vastgesteld: de meeste Autheuren hebben gefchreeven over ons gevoel en onze gewaarwordinge omtrent het Schoon; dog het Schoon zelve onbepaald gelaaten. De Poeëten zoeken het by de Schilders, en de Schilders tragten het by de Poeëten optefpeuren. Veelen (lelden het te beftaan in de Evenredigheden , gelyk in de Bouw-, kunst, in welke de Toscaanfche, Dorifche en Jonifche Colommen minder fchoon geagt worden dan de Corintifche , die de ryzigfte van allen was; dit vergeleek men met de Beelden, en daarom wierden die van agt en negen hoofden fchooner genoemd dan die van zeven; welke proportie van zeven hoofden, door Rubbens gevolgd, te gedrukt, te zwaar, en niet zo edel zig vertoonde, dan die van. agt en negen hoofden; zelfs de Coriolanus, een Beeldtje van Michel Angelo, berustende in het Kabinet van den Heer Hemfterbuis , heeft in zyn Proportie, nog onlangs door zyn Ed. zelven gemeeten, negen en een half Hoofd ,, en wierd algemeen by alle kenners voor fchoon gehouden; moogelyk worden daarom de Laplanders, de Hottentotten, de Braziliaanen , menfchen die het Hoofd heel groot hebben , in evenredigheid met het ligchaam , by ons niet voor fchoon gehouden. Dog was het Schoon in een proportie van agt of negen Hoofden gelegen, dan kon een Kind, dat maar vier hoofden heeft , onmogelyk voor fchoon gehouden worden; waaruit te befluiten is, dat 'er nog iet anders dan de evenredigheid zyn moet: daar waren 'er ook die gefchreeven hadden over een Idealisch fchoon, 't welk in de Natuur geen beftaan hadde; dierhalve , alles daar omtrent was nog onzeker. In alle deeze onzekerheden wilde de Heer Camper zig liefst houden by het Schoon der Antieken , als ten allen tyde algemeen goedgekeurd zynde; dog ten opzigte van de ganfche Geftalte van een Beeld, nog geen genoegzaam onderzoek gedaan hebbende, bepaalde zyn Ed. zig alleenlyk, om zynen Toehoorderen te verklaaren , waarin het Maximum van het Schoon des Antieke Weezens beftond : tot dat oogmerk vertoonde die Heer weder een Doek , waarop hy drie Hoofden geteekend had, waar van het eerfte een hoek van 90 , het tweede een van 95, en 't derde een van 100 graaden behelsde , en dit, als het Maximum der Schoonheid , had de meeste overeenkomst met het hoofd van den Apollo Pythius , en met de Meduza van Sofoclis (*) twee Antieken, die algemeen onder de overblyfzelen der Oudheid voor de fchoonfte gehouden worden. Al wat nu meerder dan een hoek van 100 graaden behelst, word een Monfter; dierhalven is dezelve als het uitterfte ,-tot welk de Antieken de Schoonheid van hunne Hoofden gebragt hebben ; dog met deezen (•) Zie Pierres antiques gravées, par PHILIPPE DE STOSCH, Tat. LXV.

hoek zelven, zou men het Schoon alleen niet kunnen veroorzaaken, wanneer men het Herzenhol teekende op die wyze zo alt de Natuur het zelve vertoont, en gelyk men het teekent aan eet algemeen Europeaansch Hoofd. Een ieder weet dat een vierkant, meerder hoog dan breed, ons oog berer voldoet dan een gelykzydig vierkant; daarom hebben de Antieken , om de plaats der Herzenen dezelfde ruimte te laaten, als de Natuur vereischt, den hoek, die wyder dan den regthoek is, boven aan het Herzenhol aangezet en agter afgenoomen, waar door een Hoofd van ioo graaden, veel langwerpiger word , en hooger bovenhoofd verkrygt; 't welk de oorzaak is dat de Oogen alsdan midden in het Hoofd komen. Om dit beter te verftaan, zo verbeelde men zig een van klei geboetfeerd Hoofd van een Europeaan , dat men, terwyl de klei nog leenig was, met de hand het agterhoofd voorwaarts en na boven gedrukt heeft, tot dat het den hoek van ioo graaden uitmaakt; zodanig vertoonen zig ten naasten by de Hoofden der Antieken : doordien nu het bovenhoofd hooger , en het voorhoofd regter word, zo word ook de Neus regter, genoegzaam loodregt; de Oogkasfen holler, om dat, by de Antieken, het invallen boven de Neus minder en regter afloopende is; de plaats tusfehen de Neus en den bovenlip kleinder , wyl dezelven eenigzins afhangende zig vertoont, en door dit alles verkrygt men alsdan de proportien van vier neufen in de hoogte. Al het welke de Heer Camper , met zyne geteekende Hoofden niet alleen, maar ook met het Hoofd van den Apollo Pythius aantoonde , van welk Hoofd de Academie een uitneemend fraay afgietfel bezit, en daarom ook ten dien einde door zyn Ed. gebruikt wierd. Na eenige aanmerkingen over de Ooren, die in de Antieke Koofden meer naar agteren geplaatst, door het afneemen van het agterhoofd, en meesttyds bedekt zyn, als zynde dezelve meer noodzaakelyk dan cierlyk; en over de verplaatfing van het zwaartepunt , meer binnewaards in de Antieke dan ïn de Natuurlyke hoofden, ging de Heer Camper over tot het onderwys zyner nieuw uitgevondene Methode van Teekenen.

Alvoorens deeze nieuwe wyze van Teekenen te demonftreeren, wilde zyn Ed. eerst aantoonen de Valschheid van het trekken van het zogenaamde Kruis in een ovaal of eirond, tot nog toe als een regel by alle Schilders gebruikt wordende ; dierhalven teekende hy een Ovaal op de wyze der Schilders, en trok daarin het Kruis gelyk gebruikelyk is. Het Ovaal verbeeldde een Hoofd op zyde te zien, dog niet in het Profyl; de andere zyde vertoonde zig ook; dus zag men de Boog, die van de kruin tot de kin gaat, fterk geboogen: na het teekenen van de Oogen, Neus en Mond, in het Ovaal, zag men duidelyk, dat de Mond, op deezen Boog geteekend, te veel naar de grootfte zyde, en dus geheel niet op zyn waare plaats kwam. Alle Teekenboèken hadden dit egter opgegeeven, en men vond het al* iets gewoons, zelfs in de allerbeste boeken over de Kunst, en wat meer was, de grootfte Meesters waaren door deeze regel misleid, en hadden gedwaald , gelyk beweezen zou kunnen worden, byzonderlyk met de Prenten van Bloemaart, Goltzius en anderen: dus deeze regel geheel verwerpende als valsch en misleidende, en geheel niet overeenkomende met de Natuur, waarin de Hoofden gantsch geen Ovaal uitleverden . en meede verworpen hebbende het trekken van een Driehoek , om de plaats van het Oor te vinden, kwam zyn Ed. eindelyk tot de Demonftrantie van zyn regel van Teekenen , en bewees dezelve meerder met de Natuur pvereenkomttig te zyn dan alle andere. Deeze Regel beftond, gelyk de Heer Camper voor aller oogen voorteekende, in het trekken van de waare gedaante van het Herzenhol; een trek, die, zo dezelve van Jongsaf aan geoefend word, minder moeilyk is dan die van het Ovaal; aan deeze trek gevoegd wordende de onderfcheidene hoeken naar de verkiezing van het geene men maaken wil, en dan de kaaken voortgeteekend tot aan de Lyn van den Hoek, zo verkrygt men het Hoofd dat men zig voorflelde te maaken , het zy een Europeaan , Moor, Kalmuk , Antiek enz. of de Kindsheid, den middelbaaren en hoogen ouderdom; mids de merkteekenen daar by in agt genoomen worden , gelyk zyn Ed. volgens deezen nieuwen regel, met weinig moeite en meesteragtige trekken , alle deeze Hoofden , de een na den anderen aan het zelfde Herzenhol teekende.

Na een korte Dankzegging aan de aanzienlykfte Heeren daar tegenwoordig, aan de Directeuren en Leden van de Teeken - Academie , en aan alle de overige Toehoorders , over de aandagt en het genoegen waar meede zyne Lesfen gehoord en ontfangen waren, befloot zyn Ed. deeze Lesfen met eene Belofte, van dezelve in een vollediger Werk , dat teffens ook nog veele andere diergelyke zaaken bevatten zal, met de nodige Plaaten naar zyne Teekeningen gegraveerd, het licht te doen zien , waarin alles duidelyker en klaarder , dan in den korten tyd deezer twee Lesfen hem mogelyk geweest was, zoude voorgefteld worden. Dus eindigde de Hooggel. Heer Camper deeze twee Lesfen , waar meede die Heer , gelyk ook met zyn vaardig en meesteragtig Teekenen, allen, die daar tegenwoordig waren , verrast, verrukt en het uiterfte genoegen gegeven heeft, zo dat een ieder met een ongeduldig verlangen het beloofde Boek te gemoet ziet.