„Een der oudste en merkwaardigste der Haagsche gestichten van liefdadigheid, zegt W. P. van Stockum in zijn boek „’s Gravenhage in den loop der tijden,” is het St. Nikolaas- of Suppoosten-Gasthuis, gelegen aan de Warmoesmarkt, (thans „De dagelijksche Groentemarkt”).
„De historieschrijver Bor had als jaar der stichting opgegeven 1357, maar de Riemer vond dit onaannemelijk, omdat Hertog Albrecht zich op dien tijd niet hier te lande bevond, en omdat er geen bewijs gevonden was, dat zijn broeder Willem V het gasthuis zou gesticht hebben. — Ondertusschen vinden wij in de Grafelijke Rekeningen het bewijs, dat het gasthuis zelfs vóór 1357, namelijk in 1355—56, op kosten van Graaf Willem V is gesticht.”
„Indien alzoo Hertog Albrecht het niet heeft gesticht, dan heeft hij het toch rijkelijk begiftigd. Het wapen van Beieren staat nog boven den vroegeren hoofdingang.”
„Het was bestemd tot verzorging van zieken; maar ook van oude of zwakke, onvermogende personen. Inzonderheid en in de eerste plaats kwamen daarvoor in aanmerking de suppoosten of hofbeambten, zoo van het Grafelijk Huis als van den Hove van Holland,
[92]
92
met hunne betrekkingen. Aan de oostzijde van het gasthuis was een bijzondere zaal, Baijaart geheeten, waarin de bedelaars en armen, van buiten komende, in den regel éen dag en éen nacht mochten verblijven.”
„Onderscheidene voorrechten werden van tijd tot tijd aan deze instelling geschonken. In 1385 begunstigde Hertog Albrecht haar met de korenmaat, de waag, en de ellemaat. Later werd bepaald, dat niemand in den Haag of Haagambacht, eenige wollen lakens zou mogen uitsnijden of verkoopen, tenzij hij een stalle gehuurd had, in de lakenhal of het „wolle wanthuis” van het gasthuis, (bedoeld privilege werd bij plakkaat van 1577 door de Staten-Generaal vernieuwd). De Hertog voegde er nog het voorrecht bij om in den Hofvijver te mogen visschen.”
„Het gasthuis stond onder beheer van den Grafelijken Rentmeester van de Domeinen van Noord-Holland, ter zijde gestaan door vier regenten en vier regentessen.”
„Het was in 1388 dat Hertog Albrecht eene kapel schonk aan het gasthuis, welke er recht tegenover gebouwd werd, en die in 1339 vernieuwd of hersteld is. Nog werd hieraan toegevoegd eene waag, die door de suppoosten van het gasthuis werd bediend.”
„In 1615 werd de kapel tot eene vleeschhal ingericht, welke tot dien tijd op den hoek van het Halstraatje gelegen was. In 1861 is deze vleeschhal opgeheven en het oude gebouw afgebroken, ter vergrooting van het stadhuis, en werd tot politiebureau ingericht.”
„In 1843 besloten de Regenten van het St. Nicolaasgasthuis, dat oud en zeer bouwvallig was geworden en geheel tot onbruikbaarheid dreigde te vervallen, eene poging tot herstel der instelling. Daar de middelen echter beperkt waren, zoo werd het plan gemaakt, alleen het achterste gedeelte van het gebouw, overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming, als gasthuis te behouden, maar op den grond, vooraan de straat gelegen, woonhuizen te bouwen, ten einde door verhuring van deze de inkomsten te vermeerderen.”
„In dienzelfden tijd was eene Commissie uit den kerkeraad belast met de oprichting van eene diakonieschool en zoekende naar een geschikte plaats daarvoor. Kennis gekregen hebbende van dit plan der regenten van het gasthuis, stelde de genoemde Commissie zich in overleg met deze. De slotsom hunner overleggingen was, dat in plaats van woonhuizen een schoollokaal met onderwijzerswoning zou gebouwd worden, en dat dit aan de schoolregenten voor een twintigtal jaren zou worden verhuurd.”
Zooals uit de bovenstaande korte geschiedenis blijkt, heeft het St. Nicolaasgasthuis tijden van bloei en tijden van verval gekend. In de middeleeuwen was het voorzeker een stichting van beteekenis, maar voor korten tijd waren er zelfs vele Hagenaars, die zich niet bewust waren van zijn bestaan.
Bij de verbouwing van 1843 werd ook het achtergedeelte opgeknapt en ingericht tot verpleging van zes oude vrouwen, boven de 60 jaren, die zich naar gelang harer ouderdom voor ƒ600 tot ƒ1200, in het gasthuis konden inkoopen.
Niets dan een nuchter opschrift herinnerde aan de straatzijde er aan, dat hier het bescheiden overblijfsel stond van een eenmaal rijk gesticht.
Alleen het typische poortje was in de eveneens nuchteren gevel van het schoolgebouw aan de Groote Halstraat, later als belastingkantoor ingericht, ingebouwd; in deze drukke passage trok het wel de aandacht van vele voorbijgangers, maar weinigen bleven er voor stilstaan, om te vragen wat dit wapen en de beide figuren beteekenden.
Het hernieuwde St. Nicolaasgasthuis heeft, zooals uit de teekening met omschrijving in ons vorig nummer te zien is, met de verplaatsing een belangrijke uitbreiding ondergaan.
Het poortje is van de verflagen ontdaan in eere hersteld en vormt nu het pièce de milieu van den gevel aan de Veerkade. Moge het daar nog lange jaren den tand des tijds weerstaan.