Plantenschat/159
← Riet — Phragmites communis | Plantenschat (1898) door F.J. van Uildriks en Vitus Bruinsma | Herfst-tijloos — Colchicum autumnale → |
Uitgegeven in Groningen door P. Noordhoff. |
Leeuwetand.—Leontodon autumnalis.
Een herfstwandeling, ondernomen in 't laatst van September, behoeft, zoo zij met botanische nevenbedoelingen gepaard gaat, volstrekt niet op teleurstelling uit te loopen, omdat er reeds zooveel Florakinderen afscheid hebben genomen met een "tot weerziens in het volgend jaar". Wie op zoo'n herfstdag zijn attentie eens uitsluitend bepaalt bij de gele lintbloemencomposieten, die hij te zien krijgt, die kan met een schat van aardige opmerkingen thuis komen en vele soorten van die bij ons zoo mild vertegenwoordigde groep der Samengesteldbloemigen meebrengen.
De gewone Taraxacum is er weer, aan wegrand en op weiden, maar neemt nu een veel bescheidener plaats in dan in den voorzomer, om ruimte te laten voor de zusteren, de late Hieraciumsoort, de min of meer in schermen bloeiende Hieracium umbellatum, zoo helder lichtgeel zonder donkere streep aan den achterkant der linten en met ongevederd, vuilwit, ongesteeld vruchtpluis in niet forsche vruchthoopen en aardige omgeslagen punten der omwindselbladen; de kloeke Hypochoeris radicata, donkergestreept, aan de achterzij met langgesteeld vedervormig vruchtpluis, lange vliezige schubben op den bloembodem tusschen de bloemen der forsche bloemhoofdjes en vliezig omrande omwindselbladen, en dan voor het echte kind van den herfst, de Leeuwetand, Leontodon autumnalis.
Zij kan in dat jaargetijde heele uitgestrektheden van de landen met haar diepgele kleur overdekken, terwijl, als tegen den avond de bloemen zich sluiten, de vaak roode streep aan de rugzij der linten hun een donkeren tint doet aannemen. Ook 't omwindsel is zwartachtig, niet zoo mooi teruggeslagen als bij Taraxacum en niet zoo helder en vliezig omrand als bij Hypochoeris. De bladen der wortelrozet zult ge diep vindeelig vinden, onregelmatig ingesneden natuurlijk, 't middengedeelte smaller dan bij de genoemde andere Composieten en niet ruw en harig als bij Hypochoeris. De holle stengel, met schubjes bezet en onder de bloemhoofdjes verdikt, vertakt zich, maar niet zoo druk en rijk als bij Hieracium umbellatum, en wat de vruchten betreft, ze zijn nog al lang, niet samengedrukt als bij de Sonchussoorten, geheel ongesnaveld, en dragen onmiddellijk op hun top los, sierlijk, vedervormig vruchtpluis.
Na al die vergelijkingen valt er nog te zeggen, dat ook deze bloemen als de meeste gele Composieten uitstekend voor kruisbestuiving zijn ingericht, nu ze protandrisch zijn, in geregelde volgorde van den rand af zich ontwikkelen en hun stempels de gewenschte bewegingen laten uitvoeren, om het stuifmeel van naburige stijlen te bemachtigen, terwijl de mogelijkheid van autogamie gegeven is door een tijdens den bloei optredende verlenging van de buitenste lintbloemen, nadat zij iets van 't stuifmeel van hun eigen stijlen hebben meegekregen.
[ 159v ]