Proces-verbaal bevattende regelen betreffende het optreden van onderzeeboten ten aanzien van koopvaardijschepen
Proces-verbaal bevattende regelen betreffende het optreden van onderzeeboten ten aanzien van koopvaardijschepen | |
Type | Multilateraal |
Ondertekening | 06 november 1936 in London |
Brontaal | Frans |
Vertaling | Officiële Nederlandse |
Leden | 40 |
Bron | Rodekruis.nl |
Auteursrecht | Publiek domein |
Proces-verbaal bevattende regelen betreffende het optreden van onderzeeboten ten aanzien van koopvaardijschepen
[bewerken]Londen, 6 november 1936
Overwegende, dat het Verdrag voor de beperking en de vermindering der vlootbewapeningen, hetwelk op 22 April 1930 te Londen is geteekend, niet door alle onderteekenaars is bekrachtigd;
dat genoemd Verdrag na den 31sten December 1936 zal ophouden van kracht te zijn, met uitzondering van Deel IV van het Verdrag, waarin als vaststaande regelen van internationaal recht eenige bepalingen zijn opgenomen betreffende het optreden van onderzeeboten ten aanzien van koopvaardijschepen, welk Deel voor onbeperkten tijd van kracht blijft;
dat het laatste lid van artikel 22 van genoemd Deel IV wordt verklaard, dat de Hooge Verdragsluitende Partijen alle andere Mogendheden uitnoodigen om hare instemming met genoemde regelen te betuigen;
dat de Regeeringen van de Fransche Republiek en van het Koninkrijk Italië hare uit de onderteekening van genoemd Verdrag voortvloeiende aanvaarding van genoemde regelen hebben bevestigd;
en dat alle onderteekenaren van genoemd Verdrag het wenschelijk achten, dat een zoo groot mogelijk aantal Mogendheden de regelen opgenomen in genoemd Deel IV als vaststaande regelen van internationaal recht aanvaarden;
noodigen de ondergeteekenden, vertegenwoordigers van hunne onderscheidene Regeeringen, gezien de bepalingen van genoemd Artikel 22 van het Verdrag, hierbij de Regeering van het Vereenigde Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit om de hierbij gevoegde regelen onmiddellijk mede te deelen aan de Regeeringen van alle Mogendheden, welke het genoemd Verdrag niet onderteekend hebben, onder uitnoodiging daartoe uitdrukkelijk en voor onbeperkten duur toe te treden.
- 1. In haar optreden ten aanzien van koopvaardijschepen moeten de onderzeebooten zich gedragen naar de regelen van Internationaal Recht, waaraan de bovenwateroorlogsschepen zijn onderworpen.
- 2. Met name mag een oorlogsschip, hetzij bovenwaterschip of onderzeeboot, uitgezonderd in het geval van een aanhoudende weigering om te stoppen na behoorlijke aanmaning of van feitelijk verzet tegen onderzoek, een koopvaardijschip niet tot zinken brengen of onzeewaardig maken zonder tevoren de passagiers, de bemanning en de scheepspapieren op een veilige plaats te hebben gebracht. Te dien einde zullen de aan boord aanwezig zijnde sloepen niet als een veilige plaats worden beschouwd, tenzij de veiligheid van de passagiers en van de bemanning, in aanmerking genomen de gesteldheid van de zee en van het weer, verzekerd is door de nabijheid van land of de aanwezigheid van een ander schip dat in staat is hen aan boord te nemen.
Ondertekend te Londen, den 6den November negentienhonderd zes en dertig.