Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/1913/Nummer 292/Den Haag, 12 Dec. (1)

Uit Wikisource
‘Den Haag, 12 Dec.’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, vrijdag 12 december 1913, eerste blad, [p. 2]. Publiek domein.

[ eerste blad, 2 ]DEN HAAG, 12 Dec. Tweede Kamer. Staatsbegrooting. De heer Troelstra zet zijn gisteren onderbroken repliek voort en zet uiteen, dat hij bij zijn advies aan de Koningin, de politieke noodzakelijkheid moest uiteenzetten van de totstandkoming van algemeen kiesrecht. En dat de Minister van Binnenlandsche Zaken in zijn rede tot beantwoording van de sprekers evenzeer de politieke noodzakelijkheid van algemeen kiesrecht, als gevolg van de stembus-uitspraak, uiteengezet heeft, is voor spreker de kroon op zijn werk en het bewijs van de juistheid van zijn advies aan de Koninign. En in dat verband moest spreker de Koningin er op wijzen, dat de vrijzinnigie concentratie aangewezen was voor de regeertaak, ook al kon spr. vermoeden dat de concentratie die taak niet zou willen aanvaarden. Voorts moest spr. zich tegenover de Koningin uitspreken hoe door de S. D A. P. gehandeld moest worden bij weigering der portefeuilles door de concentratie. En toon moest spreker het standpunt innemen, dat eerst bij het intreden van een noodtoestand, nl. als algemeen kiesrecht en staatspensioen onherroepelijk verloren dreigden te gaan, de S. D. A. P. bereid zou zijn de mede-regeering te aanvaarden, en dan nog onder zekere voorwaarden, van welke voorwaarden alles af zou hangen. En aan dit standpunt is spreker tot het laatste oogenblik toe getrouw gebleven. Spreker verwijt dr. Bos vervolgens het portefeuille-aanbod te hebben gedaan op een oogenblik dat voor de sociaaldemocraten het moment nog niet was aangebroken om een beslissing te nemen in de een of anderen zin. Immers toen stond nog niet vast, dat de concentratie het bewind zou willen aanvaarden. De heer Bos had dus, alvorens zich naar de Koningin te begeven, omtrent dit belangrijke punt de concentratie moeten raadplegen. Er is door den heer Bos in elk opzicht te voorbarig gehandeld naar spreker’s overtuiging. Toen nu na de weigering door de S. D. A. P. zoowel als door de concentratie, in de pers de stem weerklonk, dat nu alles verloren was, het algemeen kiesrecht en het staatspensioen, toen was het niet zoo te verwonderen, dat spr. eenigszins beangst werd en zijn oorspronkelijk standpunt verliet om nog te trachten te redden wat te redden was.
Spreker kwam nadrukkelijk op tegen de valsche voorstelling, als zou hij in de portefeuille-kwestie van opinie veranderd zijn, als zou hij ’n draaitol en inconsequent zijn geweest en als zou hij de Koningin op een dwaalspoor hebben gebracht. Al deze oppervlakkige, kwaadwillige beschuldigingen zijn onwaar. Het Zwolsche congres heeft spreker niet in verlegenheid gebracht, maar den heer Bos uit de verlegenheid, waarin hij had kunnen komen. Spreker’s grief tegenover de concentratie is niet gelegen in het aanbod van portefeuilles, maar in het demagogische slechte volksmisleidend gebruik, dat door de concentratie van de weigering van het aanbod is gemaakt; en spreker nam het den heer Bos hoogst kwalijk, dat hij meedoet om die dwaalbegrippen omtrent die weigering in stand te houden. Spreker verweet de vrijzinnigen het spelen van valsch spel ten opzichte der sociaal-democratie.
De Voorzitter riep den spreker voor die uitdrukking tot de orde en dreigde den heer Troelstra bij herhaling het woord te ontnemen.
Spreker oordeelde dat de strijdwijze der vrijzinnigen getuigt van angst, instede van kracht. Met groote sympathie had spreker van den Minister vernomen, dat het Kabinet zich in direct contact stelt met de uitspraak der kiezers en aan die uitspraak van de meerderheid der natie wil beantwoorden.
Speker bestreed voorts o. a. ’s heeren Loeff’s stelling, dat sociaal-democraten niet benoembaar zouden zijn tot ambten met staatsgezag bekleed. Immers de benoemde socialistische ambtenaar weet dat het een burgerlijke regeering en niet zijn partij is geweest die hem op de ambtenaarsplaats heeft gesteld. Spreker hield een peroratie op den voortdurenden bloei der S. D. A. P., ondanks de pogingen der vrijzinnigen om de arbeiders op een dwaalspoor te brengen.
De heer Van Wijnbergen constateerde, dat de heer Lieftinck bevestigd heeft, dat leden der vrijmetselarij voorbereiders zijn geweest der verkiezingen. Spreker liet aan anderen over conclusies te trekken. Tegenover het blijkbaar geheimzinnige van de Maçonnieke tijdschriften (immers de heer Lieftinck had spreker verweten op onrechtmatige wijze in het bezit van een der geschriften te zijn gekomen) betoogt spreker, dat de geschriften der Jezuïten voor iedereen verkrijgbaar zijn. Voorts de debatten over de verkiezingen nagaande hield spr. de juistheid van zijn betoog vol, dat links de strijd heeft gevoerd met negatieve leuzen en dat anti-papisme is opgewekt. Met genoegen had spreker gisteren vernomen de terechtwijzing welke de Minister daarover aan de linkerzijde had toegediend.
Spreker ontkende beslist te Leiden de vrijzinnigen voor canaille te hebben gescholden. Spreker heeft daar alleen een Belgische staatsman geciteerd, die gezegd heeft, dat al wat canaille is links stemt. Daarmede heeft spreker niet willen zeggen, dat al wat links is canaille is.
De heer Lohman riep de coalitie toe: Blijf goed vereenigd voor den strijd voor de vrije school, opdat het volk niet meer en meer van den godsdienst wordt vervreemd. Bij dien strijd wenscht spr. niets meer dan consequente doorvoering van de wet-Mackay van 1889. Spreker ontkende, dat de rechterzijde ooit verbetering der openbare school heeft tegengehouden.