Radiotoespraak Wilhelmina 20 december 1942

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Radiotoespraak Wilhelmina 20 December 1942 op Radio Oranje

Auteur Wilhelmina der Nederlanden
Genre(s) Radiotoespraak
Brontaal Nederlands
Datering 20 december 1942
Bron
Auteursrecht Publiek domein

Landgenooten in het Vaderland. Bij het naderen van het kerstfeest, dat ditmaal voor u en daarom ook voor mij, zoo moeilijk en droevig zal zijn, wil ik niet nalaten een enkel woord tot u te richten.

Als ik van hier uit tracht te peilen al hetgeen in dezen kersttijd in u om­gaat, dan zie ik voor mijn geest uw nijpende zorgen om uw stoffelijk be­staan, uw velerlei kwellingen en ongerustheid, den doodsnood, waarin velen uwer verkeeren, uw droefheid en den rouw in uw hart over hen, die u wreedelijk werden ontrukt; doch daarnaast zie ik uw groeiende hoop, uw onbeschrijfelijke spanning omtrent wat de toekomst zal brengen.

Van de eindoverwinning zijn wij overtuigd, maar alleen God weet wan­neer de ure onzer bevrijding zal slaan. Het zal ons ook dit jaar zeker niet mogelijk zijn kerstfeest te vieren op de wijze waarop wij dit gewend waren; wij kunnen het niet zoo tegemoetgaan als ware er geen oorlog. Doch dit is ook niet het eerste noodige.

Voor ons is het allesbeheerschende te allen tijde het heilsfeit zelf, dat het kerstevangelie verkondigt. Want onwankelbaar en getrouw verrijst Gods liefde, zooals deze zich openbaart in de komst van Christus op aarde, boven al het geweldige dat wij beleven uit en dus ook boven de duivelsche machten, die over ons heerschen.

Dwars door deze donkere wereld heen aanschouwen wij in Bethlehem die andere wereld als een toevlucht en een hoog vertrek, als een lafenis en een bron van kracht voor elken moeden strijder. Want strijders zijn wij thans allen: mannen, vrouwen en kinderen. De geheele Bijbel is een doorloopend getuigenis van de liefde van God. ,,Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe", is wel de meest tot ons sprekende en aangrij­pendste vertolking van de blijde kerstboodschap. Deze woorden heeft Christus door zijn leven, met zijn bloed en tranen, en bovenal door zijn opstanding bevestigd en gemaakt tot levende werkelijkheid voor ons.

Alleen bij Hem is een volmaakt samengaan van barmhartigheid en ontferming, van diepe bewogenheid en van zorgende liefde, met een machtig willen en kunnen, en sterk zijn.

Diep binnen ons verborgen „ik" hunkeren wij naar die volmaakte liefde. Alleen zij kan ons staande houden in dezen verschrikkelijken tijd, omdat zij ons alles toevoert wat ons innerlijk leven op peil moet houden. Ja, zij is de voortstuwende kracht en in de diepste beteekenis, het leven van ons leven.

Zij behoedt ons voor het gevaar van innerlijke verarming, voor dat van verharding, voor onverschilligheid, voor wanhoop en nog zooveel meer. Zij stelt ons in staat mensch te zijn, in den volsten en besten zin van het woord, ondanks alle aanslagen, welke de macht der duisternis op ons richt.

Hiermede geeft zij ons die innerlijke sterkte, die wij voor elken strijd noodig hebben. Niemand kan dit beter beseffen dan gij, die zelf ondervindt wat het is overwinnaar te zijn, al schijnt gij overwonnen. Dat wij dan allen, voor het eerst of bij vernieuwing, die volmaakte liefde mochten grijpen, met ons geheele wezen.

Thans richt ik mij in het bijzonder tot hen die worstelen om het behoud van hun geloof. Ik weet hoe zwaar de strijd op dit oogenblik is en hoe moeilijk het thans is voor ons geloof om te volharden; ik ondervind dit zelf; Indien wij, als wij ons moe of zwak voelen, ons blijven vasthouden aan die liefde als aan een zeer vaste rots, dan glijden wij niet af, dan zullen wij in onze donkerste uren de lotsgemeenschap ervaren van Hem, die zich voor ons liet nagelen aan een kruis, en zich niet ontzien heeft in te dalen in onze grootste duisternis.

En deze verbondenheid geeft uitkomst en verlossing uit onzen nood. Streven wij er dan naar uit te wonen uit deze wereld, die de booze mach­ten zoo droef en duister gemaakt hebben, en in te wonen in die wereld, die Bethlehem ontsluit. Dat zij onze daad, het antwoord, dat wij geven op de daad van God, ons verkondigd in het kerstevangelie. Wij zijn in verschillend opzicht andere menschen geworden, het leven stelt ook andere eischen dan voorheen.

Landgenooten! Gemeenschappelijk lijden heeft u hecht aaneengesmeed, als waart gij leden van één groot gezin. Dit heeft u geleerd elkander vast te houden in onderlinge hulpvaardig­heid en naastenliefde, welke het daadwerkelijk nakomen is van de liefde, door Christus ons geleerd. Dat is schoon en veelbelovend voor de toekomst. En thans richt ik mij tot de jongeren onder u. Ik stel mij u voor gedurende de kerstdagen, vereenigd in den huiselijken kring, elkaar onderling sterkend en opwekkend tot al het groote en goede dat in u en om u ontstaan is in deze zware verdrukking, en dat het ge­heim is van uw kracht.

Waakt erover als over een kostbaar kleinood, dat gij bewaart voor het nieuwe tijdperk dat beginnen zal met onze bevrijding. Thans wend ik mij weder tot u allen. Er is verdieping gekomen, en verbreeding van den horizon op godsdienstig gebied. De werkelijkheid van God komt in dit tijdsgewricht zoo regelrecht op de geheele menschheid af, dat zij zich niet aan de keuze: voor of tegen, kan onttrekken. Het is of er vele kluisters afvallen en wij herboren worden in die hooge onmetelijke vrijheid en heerlijkheid van Gods kindschap; of wij opvaren gelijk de arenden, tot daar, waar wij zijn boven het bereik onzer weder-partijders; daar, waar God alleen regeert en het doen van zijn wil ons steeds gelukkiger en vrijer doet zijn.

Ziet, dit is het wonder van zijn liefde: dat Hij ons leven en sterven op zich genomen heeft, van zijn kribbe tot zijn kruis, door het graf heen tot zijn overwinning over dood en graf. Zoo zullen ook wij door vernedering en tranen heen Hem eenmaal volgen in zijn heerlijkheid. Niets zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heer. Dat God u allen rijken kerstzegen moge schenken.