Rotsgalmen/Zielzucht (1)
← Lotgeval | Rotsgalmen (1854) door Willem Bilderdijk | Aan mijn zoon, ter Verjaring → |
Uitgegeven in Schiedam door H. A. M. Roelants. |
Zielzucht.
(NA PETRARCHA).
’k Beschrei met diep gevoel mijn doorgehotste dagen,
Aan sterfelijke zucht beklaaglijk toegewijd;
De vleuglen, my verleend, maar nimmer uitgeslagen;
En ’t voorbeeld dat ik gaf aan heel mijn levenstijd.
Aan sterfelijke zucht beklaaglijk toegewijd;
De vleuglen, my verleend, maar nimmer uitgeslagen;
En ’t voorbeeld dat ik gaf aan heel mijn levenstijd.
Gy, die mijn zonde aanschouwt, zie thands mijnn zelfmishagen,
Onsterflijke Oppermacht die ook genadig zijt!
Red de afgedwaalde ziel by ’t jamm’rend hartverkangen,
Vervul het geen ze ontbeert en siddringval belijdt.
Onsterflijke Oppermacht die ook genadig zijt!
Red de afgedwaalde ziel by ’t jamm’rend hartverkangen,
Vervul het geen ze ontbeert en siddringval belijdt.
Ja, leefde ik steeds, in storm en wisselzieke baren,
Geef me in voleinden koers een kalme stille ree’,
En zij na ’t woest gegolf mijn afscheid nog in vreê;
Geef me in voleinden koers een kalme stille ree’,
En zij na ’t woest gegolf mijn afscheid nog in vreê;
Reik me in deze avondstond zoo lang me uw gunst wil sparen,
Uw hand, en zij my ’t uur van mijn ontbinding zoet!
Gy weet, geen andre hoop heeft plaats in mijn gemoed.
Uw hand, en zij my ’t uur van mijn ontbinding zoet!
Gy weet, geen andre hoop heeft plaats in mijn gemoed.
1823.