Naar inhoud springen

Sicco Ernst Willem Roorda van Eysinga/Twee ingenieurs-jubilé's/1

Uit Wikisource
Twee ingenieurs-jubilé’s [1]
Auteur(s) [S.E.W. Roorda van Eysinga]
Datum Zaterdag 8 februari 1873
Titel Twee ingenieurs-jubilé’s
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 8, 6, [2]
Brontaal Nederlands
Bron libserv.tudelft.nl
Auteursrecht Publiek domein

TWEE INGENIEURS-JUBILÉ’S.


      Den 26en, 27en en 28en December jl. vierde de Association des Ingénieurs, voortgesproten uit de Luiksche School, haar vijf en twintigjarig bestaan. De eerste dag, de verjaardag der stichting, is gewijd geweest aan eene plechtige zitting, die besloten werd met een maaltijd, zonder welken geen feest volledig is. De twee volgende dagen zijn besteed geworden aan het bezichtigen van nijverheids-inrichtingen, die door hare bestuurders met de meeste welwillendheid waren opengesteld.
      Den eersten dag werden, omstreeks half twee uur, de trappen der groote academische zaal van de Luiksche Universiteit beklommen door eene geestdriftvolle menigte. Ieder vond er tal van vrienden terug en het was als het ware te midden van een groot huisgezin, dat de oud-leerling en hoogleraar Trasenster de vergadering opende. Onder de vertegenwoordigers van buitenlandsche ingenieurs-vereenigingen behoorde de heer Van den Bergh. Na de openingsrede, waarin de geschiedenis van de Association geschetst, de solidariteit en broederlijke gevoelens harer leden gehuldigd en het maatschappelijke vraagstuk der min-gegoede klassen aangeroerd werd, ving de lezing van verschillende nota’s aan over industrieele uitvindingen, waarvan men op de volgende dagen de toepassing zou zien: de puddle-manier van Samuel Danks, de nieuwste wijzen om staal te vervaardigen, de werktuiglijke boringen in de mijnen, enz. Om vier uur werd de zitting gevolgd van een minder wetenschappelijken, maar niet minder broederlijken arbeid: een gastmaal op het stadhuis. Driehonderd oud-studenten namen er deel aan. Bij het nagerecht las de heer Trasenster, na een heildronk op den Koning, een besluit voor, waarbij vijf ingenieurs tot ridders der Leopolds-orde werden benoemd. Luide hoera’s. Een der geridderden bedankte en verklaarde, dat de decoraties eigenlijk verleend werden aan de geheele Association, waarvan de vijf benoemden slechts de kruisdragers waren.
      Om elf uur ging ieder naar bed, om de noodige rust te genieten en de noodige krachten op te doen voor den volgenden dag.
      Den 27en was het weder schoon, en eene lentezon, even welkom als onverwacht, verguldde de schilderachtige heuvelkruinen die Luik omzoomen. De keus der uitstapjes was groot, en ieder kon zijne schreden richten naar de plek, welke het meest zijne belangstelling opwekte. De een trok naar Seraing, waar staal vervaardigd werd volgens de wijze van Martin-Siemens en van Bessemer. De ander wendde zich naar eene kolenmijn, waar een blok graniet der Alpen voor zijne oogen doorboord werd met de werktuigen van François en Dubois. Een derde bezichtigde in de kolenmijn Marihaye het draaiende werktuig tot opvoering van water, uitgedacht door Colson.
      De eetlust is gescherpt. Men ontnuchtert zich bij den eigenaar Neuville, men drinkt op zijne gezondheid en verplaart zijne inrichting voor eene der schoonste van België. Steeds voorwaarts! In l’Espérance bewondert men verschillende werktuigen en den arbeid in den put Hanichamps, waar de tour de force volbracht wordt, in één dag op vierhonderd meters diepte zes duizend hektoliters kolen te delven.
      Nieuw collation bij den heer Borgnet. Men drinkt en klinkt, en keert daarna terug naar Luik, om de receptie bij den heer Trasenster bij te wonen.
      Een derde groep had de prachtige werken (?zink-) van de Vieille Montagne in oogenschouw genomen.
      Om acht uur des avonds verdrongen zich de feestelingen in de zalen van den Voorzitter. Het gold het aanbieden van een pand hunner achting en genegenheid. Men had daarvoor een rijk ingebonden album gekozen, bedekt met een zilveren wapen, dat het genie der nijverheid voorstelde. Het bevatte de portretten van 312 leden der Association en was besloten in een kistje van ebbenhout en kristal met zilveren beslag. Het werd, in aller naam, den heer Trasenster aangeboden door den onder-voorzitter en volksvertegenwoordiger Descamps, die in eene, door warme bravo’s telkens afgebrokene, toespraak het verlangen te kennen gaf, dat de herinnering van den 26en December 1872 bewaard bleef in een stoffelijk getuigenis.
      »Wij hebben gewild,” zeide o. a. de heer Descamps, »dat deze plechtigheid een huldebetoon zoude zijn aan hem, dien wij zoo gelukkig en zoo fier zijn aan het hoofd onzer schoone instelling te zien, aan den man van een verheven karakter, die, onafhankelijk van zin, vastberaden en rechtschapen, de dikwijls zoo onrechtvaardige kleingeestige grillen der partijen versmaadt en de algemeene achting en de genegenheid zijner oud-medeleerlingen en zijner aan hem gehechte makkers vrij wat hooger weet te stellen dan het streelen van zijne eigenliefde.”
      Het antwoord van den heer Trasenster, dat van diepe aandoening getuigde, werd levendig toegejuigt. Na zijne dankbaarheid voor dit bewijs van sympathie te hebben uitgedrukt, noemde hij de onderscheiding, die men hem verleende. een waren titel van adeldom, er bijvoegende, dat het aandenken door hem en de zijnen als een familie-tropee zou worden bewaard, waarop zijne kinderen eens trotsch zouden zijn. Hij heeft vervolgens de vorderingen van het onderwijs aangeroerd, gesproken van de pogingen, die hij zou voortzetten, en besloten met nog eens in warme bewoordingen aan zijn erkentelijk gemoed lucht te geven.
      Menigeen was getroffen door die eenvoudige en ware rede.
      Ieder keerde om elf uur huiswaarts, opgetogen over het schouwspel van dien avond.
      Den 28en kwamen des ochtends om negen uur meer dan honderd ingenieurs aan het station Trooz, waar een speciale trein getrokken door eene rijk met vlaggen versierde locomotief, hen wachtte.
      De kolenmijn te Hasard, waarvan het voornaamste punt te Micheroux is, op de hoogvlakte van Herve, heeft met Forêts gemeenschap door een tunnel, die in het dal bij Bay-Bonnet uitloopt, op vijf kilometers afstands van den staatsspoorweg. Eene zijlijn, aangelegd en beheerd door de Maatschappij, verbindt de hoofdbaan m[e]t den tunnel-ingang. Op deze zijlijn stelde de speciale trein, die de feestvierders droeg, zich in beweging. Een gedeelte plaatste zich op de machine, die als het ware een tros van ingenieurs voortdroeg. Na tien of twaalf minuten hield men in het bekende bekoorlijke dal stil, bij het oorverdoovend geraas van geweervuur. Na de vernuftige wijze te hebben nagegaan, waarop de heer Beer hier uit een tunnel van drie-duizend meters de kool langs een ketting te voorschijn haalt, deed men zich te goed aan een versterkend ontbijt.
      Een der meest bezienswaarde inrichtingen op het tafelland van Micheroux waren de arbeiders-woningen. Doordien de groeven zich op te grooten afstand van de middelpunten der bevolking in het land van Herve bevonden, moest men, zoowel in het belang der mijnwerken als der mijnwerkers, een kunstmatig middelpunt scheppen, dat den arbeider in staat stelde zich te onttrekken aan de buitensporige eischen van de naburige herbergiers. Ten dien einde legde de Maatschappij, op eene oppervlakte van ongeveer twee bunders, woningen aan, die, met de gronden er onder begrepen, twee duizend vijfhonderd franken kostten, en verhuurd worden tegen vier franken ’s maands. Elk huis heeft een tuin van drie- tot vierhonderd vierkante ellen. De blokken zijn onregelmatig, de wegen afgebakend door levende heggen. Als de gebouwen voltooid en de plantsoenen in vollen wasdom zullen zijn, zal men geene arbeidersstad hebben, die er uitziet als een dambord, maar als een lommerrijk park.
      Aanvankelijk slaagde deze inrichting niet, tengevolge van het gemis van handel in den omtrek en van daaruit voortvloeiende duurte. Om in dat ongemak te voorzien, deed de Maatschappij een groot logement verrijzen van duizend ellen oppervlakte, dat aan tweehonderd mijnwerkers, benevens het bedienende personeel, huisvesting kan verleenen. Dit logement bevat op de begane-gronds-verdieping een koffiehuis, waar de arbeiders, na afloop van het werk, een glas bier kunnen drinken en hunne pijp rooken, eene eetzaal voor honderd personen, de keuken en bakkerij, de baden, de waschinrichting, het magazijn van voedingsmiddelen en kleedingstukken en eene verzameling van boeken, in den volkstrant geschreven. De eerste en tweede verdiepingen bevatten de kamertjes, gescheiden door beschotten van 2.50 el hoogte, waarin de uitgestrekte zalen van vijf ellen hoogte zijn afgedeeld. Ondanks hare geringe afmetingen wordt de lucht in die vertrekjes volkomen ververscht. Het geheele logement wordt met gas verlicht en een stoomwerktuig voert overvloedig water op tot alle verdiepingen. De werkman, die in het logement huisvesting en kost verlangt, ontvangt een boekje, waarin men zoowel zijne dagelijksche vertering opschrijft als de lijst der voorwerpen, waarvan hij zich in het magazijn voorziet; men houdt alles in van zijn halfmaandelijksch loon.
      Men stelt hem elke week kaartjes van verschillende kleur als bewijzen ter hand, waarvoor hem spijzen worden verstrekt (ontbijt, middag- en avondmaal). De waarde der niet-gebruikte kaartjes wordt hem aan het einde der week terugbetaald.
      Het ontbijt, bestaande uit een groote kop koffie en een boterham van driehonderd wichtjes, kost een dubbeltje. Het middagmaal bevat een kom vleeschnat, 125 wichtjes vleesch, 800 wichtjes aardappelen en groenten, 100 wichtjes brood en eene halve kan bier; het kost vier en een halven stuiver. De meeste feestelingen hebben in het logement zulk een middagmaal gebruikt en vonden het zeer goed.
      Zij wijdden vooral hunne aandacht aan de waschinrichting, waar dagelijks twee duizend stukken wordeb gereinigd.
      In het volgende jaar zal de Maatschappij eene school voor volwassenen oprichten en zanglessen doen geven.