Surinaamsche Courant/1838/Nummer 75/De kaartenlegger te Parijs

Uit Wikisource
‘De kaartenlegger te Parijs’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Surinaamsche Courant, 20 september 1838, [p. 1]. Publiek domein.
[ 2 ]

DE KAARTENLEGGER TE PARIJS.

 In de straat Anjou, te Parijs, woonde, voor eenigen tijd, een Kaartenlegger, Martin genaamd, die door de geheele Stad zeer berucht was, en van wien ons Mercier het volgend berigt geeft.
 Over eene kleine voorplaats gaat men langs een trap naar zijn verblijf. En plaats en trappen waren vol Menschen van van allerlei stand, terwijl de een op des anderen vertrek met ongeduld wachtte. Er bevonden zich Heeren en Dames onder, die wel gekleed waren. Op hun gelaat zweefde verwachting, vrees en hoop. Eindelijk kwam ook de beurt aan mij, om binnentegaan.
 Ik verwachtte een’ Man te zien van een groot statuur, met een langen baard, en vonkelende oogen. Hoe bedroog ik mij! Deze Martin, wïen de Paryzenaars stroomsgewijze bezoeken, is — een afzigtige kreupele. Naast hem staan zijne krukken[.] Zoo menigmaal hij opstaat, grijpt hij die aan en stumpelt er mede door de kamer. Hij heeft een spel Kaarten in de hand; eene Landkaart ligt voor hem op de tafel. Zijn blik is vast en beslissende. Twee bedienden staan bij hem, melden de lieden, die komen, aan, en voeren zijne bevelen uit.
 In dit heiligdom lacht niemand. Mij zelf verging daartoe de lust, daar ik zoo vele Menschen, vol bange verwachting en verslagenheid, voor mij zag.
 De raadplegende vreemdeling plaatst zich in een’ ouden leuningstoel. De wonderdoener vraagt met eene zachte stem, en prevelt ieder zijn antwoord toe. Somtijds staat hij op, als of hij ergens over nadacht, om de zaak temeer schijn van gewigt te geven.
 Onophoudelijk schudt hij zijne morstige Kaarten door. Op zijne tafel stroom het geld bij aanhoudendheid. De armsten zelfs ontzien geene kosten, in de hoop, van in de toekomst intedringen. Menige dag geeft hem 6 of 7 Louis d’Or inkomen. Toen hem zeker iemand eens eenige weinige Stuiver aanbood, wierp hij die op den grond, en zeide: »Loop naar de Kaartenleggers » op de Pont-Neuf en in de achterhoeken!”
 Schoon hij veel geld wint, blijft hij onder het dak zijn woonverblijf houden. Misschien zou men in eene sierlijke kamer minder vertrouwen op hem hebben.
 Meestal raadpleegt men hem over gestolene of verlorene goederen, Liefdehandel, en zaken, het Huwelijk betreffende. Hij droeg er bij mij echter zijn roem, op, dat ook Staatspersonen somtijds hem lieten raadplegen.
 Voor ’t overige is hij een ellendige weetniet; maar hij bezit eene zekere manier, om met de lieden te handelen. In de week staat zijn Huis nooit stil; ’s Zondags alleen ontvangt hij niemand. Gewoonlijk gaat hij dan naar buiten, zoo men zegt, om zich met zijne Vrienden over de bijgeloovigheid der Parijzenaars te vermaken.
 [Hoe zeer is het te betreuren, dat ook deze soort van bedriegerij in ons Vaderland, zelfs in de groote Stad Amsterdam, zoo onbeschaamd gepleegd, zoo belachelijk, zelfs door lieden van deftigen stand, gevoed wordt! — Mij zijn daaromtrent verscheidene Anekdotes bekend ! — Mogt de Overheid die schandelijkheid eens uit de Maatschcppij verbannen!