[45]
[...]
... Over kunst heb ik ’t volgende gedacht. Drie groote perioden door alle eeuwen heen.
I De periode van het lichaam (het afbeelden en uitdrukken der stoffelijke waarden, de natuur)
II De periode van de Ziel (het afbeelden en uitdrukken der geestelijke waarden door middel van de stoffelijke, de natuur)
III De periode van den Geest (het direct uitdrukken der geestelijke waarden).
In deze periode leven wij. De kunst staat in het Teeken der 3e periode. Eens echter zal de kunst ’n nog diepere laag van het leven uitdrukken. Wij zullen het niet (of misschien ook wèl) beleven. Dit zal dan de IVe periode zijn.
[46]
IV Periode van het onderbewustzijn ... de uitdrukking van ’t eenige, van de Eéne Waarde, God.
Propetie I
Daarvoor zal de mensch ’n geestelijk wezen moeten zijn, die door het afsterven van organische waarden (het gezicht of het gehoor) op andere wijze waarneemt als thans. Uit dit nieuwe organisme, waarvan ik zalf maar ’n flauw besef heb, zal ’n nieuwe kunstvorm geboren worden, die niets materieels meer heeft.
II
Deze nieuwe immaterieele kunst zal uit de hedendaagsche muziek groeien, daar deze de meest onstoffelijken vorm is.
III Het lichaam zal geest worden.
IV Deze geest zal in staat zijn het volmaakte uit te drukken. Hoe? Waar? In de Ruimte (zooals de muziek reeds poogt en de verrukkelijke fransche schilder de Rossiné poogde in de schilder-beeldhouwkunst. Dit zijn allemaal vingerwijzingen.
V De mensch zal geestelijk en stoffelijk onsterfelijk en bewust onsterfelijk zijn ....
|