Theo van Doesburg/Brief aan Evert Rinsema/5

Uit Wikisource
Brief aan Evert Rinsema, 23 juni 1921
Auteur Theo van Doesburg
Datering 23 juni 1921
Instelling Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
Verzameling Van Doesburgarchief
Afdeling Correspondentie
Nummer 0408/173
Bron K. Schippers (1974) Holland Dada, Amsterdam: Querido, pp. 174-175.
Auteursrecht Publiek domein

Weimar 23.6.21


Mijn beste vriend Evert. Hoe komt het, dat wij onze beste vrienden het laatst schrijven? Willen wij het best voor het eind bewaren? Of heft de ware, innerlijke vriendschap de relatieve begrippen van tijd en ruimte geheel op. Het gaat mij altijd zoo: hoe verder ik mij, materieel van mijn vrienden verwijder, hoe nader ik hen essentieel kom. Ik geloof dat dit een goed teeken is. Bij ‘kleine’ menschen voel ik altijd de noodzakelijkheid ze weer eens te schrijven, anders gaat de glans er af. Let eens op: het zijn ook altijd de onder geschikte dingen aan of van onze vrienden, die ons tot deelname, alzoo tot schrijven dwingen. In mijn verbeelding zie ik je altijd even fier en koen als de laatste maal, dat we elkaâr ontmoette. Je bent nl. nog een van de weinigen waar ‘houding’ in zit. Toen kwam te midden van mijn verbeelding je briefkaart, waarin je schreef dat je niet al te wel was, dat de maag zich weer begon te laten voelen. Ik dacht toen: nu moet ik hem toch direct schrijven, dit gaat te ver. In mijn verbeelding zag ik je houding minder strak en ik dacht: het komt van het voortdurend gebukt werken. Toen ik bij je was heb ik opgemerkt, dat je op je maag werkt. dwz. dat je de schoen of wat je onder handen neemt op je maag of in de richting der maagstreek behandelt. Thijs doet dat maar zelden, daarbij heeft hij het voordeel van een buikje te bezitten. Dat beschermt. Ik ben er van overtuigd dat je meer rust moet gunnen aan je maag. Het is stellig van het werken!
Hoe gaat het nu?
Ik zou je zoo dolgraag eens alles vertellen wat er alzoo na 17 Maart, den dag dat ik uit Holland ging ‘voor een reisje’, is voorgevallen. Ik zou dan bij jelui aan de tafel willen zitten en jelui zeker een gezellige avond kunnen bezorgen. Beschrijven laat het zich bijna niet. Het zou een heel ruim papier vereischen en eenige weken tijds. Stel je voor dat ik direct na mijn vertrek begon met een dagboek aan te leggen. Ik dacht: dat is practisch, dan kunnen de vrienden het om de beurt lezen. Maar ik zag er de onmogelijkheid van in. De gebeurtenissen verloopen en volgen elkaâr zoo snel, dat het onbegonnen werk is. Ik heb het niet verder gebracht dan eenige vluchtige notities. Na mijn vertrek dan ben ik naar Antwerpen gereisd en heb daar een voordracht over de N. Beelding gehouden. Ik deed toen de ontdekking, dat de moderne lui, schilders dus, die quasi-nieuwe beelders zijn, toch nog erg aan de oude dualistische levensopvatting hangen. Daarom kunnen ze zich de gelijkwaardige verschijning van geest en materie in de vorm der Kunst, niet eigen maken. Na een verblijf dat 5 dagen in antwerpen ben ik naar Brussel gereisd, vandaar naar Namen, Dinant dat totaal platgeschoten is. Daar klagen ze steen en been over de duitsche gruwelen, maar in Tirol dat ook erg geleden heeft door de italianen enz, klaagden de duitschers weer steen en been over de entente-gruwelen. Van Namen naar Parijs, waar ik ruim 14 dagen geleefd heb, grootendeels met Piet Mondriaan en op de groote Boulevards. Daar heb ik nog een belangrijke expositie van Crotti gezien, waarover ik in De Stijl een artikeltje schreef. Die Dadaïsten zijn prachtlui. Mijn gesprek met Tristan Tzara in het Hotel de Boulinvilliers is onvergetelijk. Die rustige zekerheid, die beheersching vind ik zoo fijn weet je. Tzara is Roumeen en stichtte met Picabia het Dadaïsme, zoals je weet. Ze zouden zoo dolgraag over de hoofden der Entente heen een samenwerking tot stand brengen met de duitschers en boden mij aan daartoe meê te werken. Ik heb nu een mooie verzameling copie, origineele teekeningen enz. van hun en in mijn bezit en doe alle mogelijke pogingen daarmeê een bescheiden blaadje, dat ik ‘MÉCHANO’ zou willen noemen, uit te geven. Bonset doet ook mee, maar het lijdt natuurlijk weer schipbreuk op dat verrekte geld. Het is niet alleen Lénin die tot de ontdekking komt, dat zonder het kapitalisme geen Cultuur mogelijk is! Lénin predikt nu het kapitalisme zooals je weet en dat is het gevolg van de schipbreuk in Rusland, dat zich wel zal moeten capituleeren en kapitaliseeren. Lees daarover wat ik in het Bouwk. Weekblad van a.s. zaterdag schrijf. Ik heb nu een zeer helder begrip gekregen van den oorlog, de revolutie, de kunst, enz. Maar laat ik eerst mijn reis vervolgen. Van Parijs ging het op Menton (grens Italië) aan, waar ik na een reis van ± 30 uur halfkapot aankwam. Ik sliep in den trein en zag, toen ik in Marseille ontwaakte door de opening van een tunnel het Cote d’Azur. Ik wist niet wat ik zag. Ik kreeg den indruk alsof ik door een geslepen prisma een landschap bekeek. Nog nooit heb ik zulk wonderlijk blauw, goudgeel, wit, grijs enz gezien. Er kwamen steeds meer italianen in den trein en het verwonderde mij, dat zij die te midden van deze natuur zijn opgevoed zoo brulden, als kinderen, hoe mooi het was. Ik heb er een menigte komposities door gevonden, en werk er in mijn hoofd nog voortdurend aan voort. Ik geloof dat de kleurindruk zoo sterk was, doordat je uren achtereen door tunnels rijdt en dan: zonder verlichting in de coupé! Van Menton, waar ik ± 18 dagen bleef bij Vantongerloo–die het vreselijk ellendig maakt, geen geld en vrouw in het ziekenhuis enz.–was het mijn plan naar Rome te gaan. Ik vernam in Ventigmille (het grensplaatsje Italië-Frankrijk) dat er ’n groote staking van het trein personeel te wachten was en dat ik dan misschien maanden zou moeten wachten tot ik uit Rome weer terug kon. Ik had reeds alles afgesproken en moest er zijn, aangezien ik in november een expositie van al mijn werk in Rome zou hebben. Toch heb ik het toen maar uitgesteld en ben via Genua naar Milaan gestoomd. Daar kwam ik in den nacht aan. Geen Hotel te krijgen. Groote drukte van wege de BIRISA (Jaarbeurs). Heb in Milaan Marinetti opgezocht, die helaas naar Sicilië was. Sprak alleen z’n vrouw, verder nog eenige schilders bezocht. Wat mij van alles het meest interesseerde was de Jaarbeurs. 15 km lang en niets dan moderne machinerieën. Geweldig! Daar had je bij moeten zijn kerel! Ik wilde van Milaan via Oostenrijk naar Weimar. Moest nog een visum hebben en dacht dat tijdens mijn verblijf in Milaan klaar te spelen. De duitsche consul verbood mij echter naar Duitschland te gaan voorgevende dat ik ‘pressie op den Duitsche geest zou kunnen uitoefenen.’ Ik had nl. gevraagd: voor langen tijd, om daar te werken enz. Ik was eerst heelemaal ellendig, want mijn geld was zoogoed als op en ik kon niet vóór München aan geld komen. Daar kwam nog bij, dat ik geen onderdak had! Ik heb toen gelogeerd bij den Hollandsche consul en heb een visum voor Oostenrijk aangevraagd, dat ik direct kreeg. Toen naar Insbrück dwars door Tirol! Een tooverachtige reis! In Insbrück heb ik toen weer geprobeerd het visum voor Duitschland te krijgen, wat me gelukte en na eenige tijd in Insbrück te zijn gebleven, naar München. Hier heb ik kennissen opgezocht en was dus niet heelemaal vreemd. Enorme mooie Cranachs gezien. Bleef daar ± 10 dagen en trok me toen op Weimar terug. Je begrijpt dat ik nu vol ben, en dat ik hunker om het werk weer aan te vatten. Gelukkig heb ik daar nu de gelegenheid voor, daar een pracht-atelier heb overgenomen 8½ × 8 meter met het materiaal van een schilder die vertrokken is. Het atelier doet 600 Mk per jaar, alzoo ƒ30,–. Dat kan ik altijd aanhouden he? Ik laat het nu schoonmaken en ga dan aan de gang. Ik heb hier vreselijk veel bezoek en een heele schaar jonge menschen, die met het nieuwe streven sympathiseeren. Iedere avond zware gesprekken, maar het mooiste moet nog beginnen. In Parijs kreeg ik de opdracht om met alle lui van De Stijl een ideaal huis te maken, alles volgens onze inzichten. Nu weet ik niet of het doorgaat, daar het een enorm werk vereischt en Oud de risico niet op zich wil nemen, daar het natuurlijk een enorm teekenwerk vereischt. Toch hoop ik dat het nog in orde komt. Wat jammer dat het met De Boer niet tot een samenwerking komt! Die losse schilderijen geven lang niet die voldoening van monumentale arbeid. Ik had nog zoo gehoopt op die ramen voor de landbouwschool.
Wat zou ik nu een geweldig mooie kleur-kompositie kunnen verwezenlijken! En voor intérieurs! Jouw tegelontwerp heb ik weer helemaal omgewerkt. Heb nu een prachtig motief. Verwacht het begin Juli.
Allen Hartelijk gegroet en jij in ’t bijzonder van jelui vriend Does

Overige vindplaatsen[bewerken]

  • Hoek, Els (redactie; 2000) Theo van Doesburg. Oeuvrecatalogus, Bussum: Uitgeverij Thot, ISBN 90-6868-255-5, p. 308 (gedeeltelijk).