Theo van Doesburg/Voorwaarden tot een nieuwe architectuur

Uit Wikisource

Voorwaarden tot een nieuwe architectuur

Auteur Theo van Doesburg
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Datering in Architectura, 27e jaargang, nummer 27 (11 augustus 1923): pp. 200-204.
Bron Architectuurtijdschriften - Bibliotheek TU Delft 1 en 2.
Auteursrecht Publiek domein

[p. 163:]

[...]

VOORWAARDEN TOT EEN NIEUWE ARCHITECTUUR.

      Wanneer wij het probleem, waarom het zich in de hedendaagsche kunst handelt, volkomen begrijpelijk willen, dan is het noodzakelijk, dat we twee elkaâr geheel tegenstrijdige uitdrukkingsvormen onderscheiden: den decoratieven en den monumentalen. 1)
      Deze twee uitdrukkingswijzen der beeldende kunst en in het bizonder der architectuur, duiden twee totaal verschillende kunstopvattingen aan: die van het verleden en die van thans. Richt de decoratieve opvatting zich naar het princiep van centralisatie, het monumentale kenmerkt zich door de behoefte naar décentralisatie. Ik laat hier een schamtische voorstelling daarvan volgen.

Centralisatie Décentralisatie

      Zelfs in zooverre het monumentalisme, b.v. in Frankrijk in het tijdperk der Lodewijken, de leiding had, liet zich door den decoratieven woeker heen, de behoefte naar décantralisatie vaststellen. Hetgeen wij in deze tijd onder normalisatie verstaan is daarvan eveneens een uitdrukking.
      De z.g. moderne kunstontwikkeling, het duidelijkst waarneembaar in de schilderkunst der XXe eeuw, doorloopt alle stadia van het uiterst toegespitste individualisme tot uiterst toegespitste veralgemening. In deze enorme spanning, die aan ons geheele leven ten grondslag ligt, ligt eveneens het probleem der nieuwe kunstuitdrukking en de strijd om een nieuwen stijl. In de decoratieve opvatting spelen subjectieve smaak, willekeur en intuïtieve toepassing der uitdrukkingsmiddelen (kleur, lijn, vorm enz.) een belangrijke rol. Deze spontane manier van werken beantwoordt niet aan den algemeenen eisch van onze tijd: precisie.
      Dat is wat elken tak van arbeid, of deze industerieel is of esthetisch, kenmerkt. Zij, die dezen eisch van onzen tijd intellectueel hebben begrepen , meenen de groote spanning te kunnen overbruggen, wanneer zij hun evenzoo willekeurige en speculatieve producten met het woord „probleem” betitelen. Wie denkt hier niet onwillekeurig aan de russen, die, ofschoon zijn nog geen stoel in werkelijkheid geconstrueerd hebben, den mond en de tentoonstellingen vol hebben met constructieve problemen. Zij stellen vast, dat het in de kunst niet meer om artistieke compositie, doch veel meer om problematische constructie te doen is. En hoewel ik aanneem, dat het onderscheid tusschen compositie (samenstellen) en constructie (samenvatten) een niet te onderschatten tijdsverschijnsel is, kan nog het
————————
      1) Het klinkt eenigszins gevaarlijk voor het nieuwe streven in de architectuur het woord „monumentaal” te gebruiken. In Frankrijk (vooral) en Italië heeft dit woord een slechte bijsmaak en wel die van kolossaal, zwaar, in een woord „Boche.” Met het oog op de vele misverstanden hieruit ontstaan, zij er hier op gewezen, dat de uitdrukking monumentaal in deze artikelen gelijkluidend is met nieuw, neo-plastisch, constructief enz. Ik kom hierop nog uitvoerig terug.

v. D.

163


[p. 164:]

Grondelement der schilderkunst Grondelement der Plastiek
(Men stelle zich deze vlakken in kleur voor en wel in rood, blauw en geel)

eerste nog het laatste tot een vruchtbare kunstproductie leiden, wanneer men zich daarover niet klaar is, welke uitdrukkingswijze tot een elementaire architectuur voeren kunnen. Constructie is de consequentie van compositie. De elementaire architect vangt aan, de functioneele ruimten en de verschillende materialen samen te stellen, te componeeren. Ziet hij, dat deze compositie beantwoordt aan de functionele en esthetische eischen dan eerst zoekt hij de meest oeconomische wijze om de verschillende materialen samen te vatten, te construeeren. In dit stadium wordt hem alles tot materiaal, zoowel het licht, het glas, het graniet, het beton, als het ijzer, de steen enz. Hier kan ook de ingenieur zijn medewerking verleenen.
      Wat wij van de kunst verlangen is eenvormigheid. Deze eenvormigheid kan alleen door een bewuste discipline bereikt worden. Het zou belachelijk zijn te beweren, dat alles ligt buiten het gebied van den scheppenden kunstenaar. De kunst laat zich niet onderwerpen aan een logische discipline, zij groeit slechts uit een spontanen impulsieven drang enz. De precisie, de eenvormigheid, welke wij van een kunstwerk verlangen, wortelt echter in een zelfde behoefte, welke spreekt uit de wetenschappelijke en technische vervolmaking. Het is opmerkelijk, dat deze vervolmaking nog meer spreekt uit de ongekunstelde gebruiksvoorwerpen die ons omgeven. Geen huis is zoo economisch en goed als een tram of een moderne slaapwagen. Geen schilderij of plastiek zoo klaar en exact als een aliminium braadpan, of water-closet. Onze woningen zijn nog niet meer dan ruime doodskisten. Onze straten niet beter dan kleurlooze, eentonige krochten.
      De aeroplane niet meer, dan de stuntelige imitatie van een vleermuis. Onze vervoermiddelen, niet meer dan rudimentaire „aapjes”. Onze film, niet meer dan een „draak” of tooneelspelimitatie in twee dimensies, enz. Maar de voorwerpen die ons omgeven zijn goed en de bewegingen van Charlie Chaplin getuigen van een economische bewegingsmathematiek.
      Aan de voorwerpen, welke beantwoorden aan de tijdsbehoeften (eenvoud, klaarheid, hygiëne en snelheid) ziet de kunstenaar van heden, dat het tijdperk der gevoelspontaniëteit en der speculatie voorbij is. Het tijdperk der decoratieve smakelijkheid, der frisuur is absoluut overwonnen en de moderne kunstenaarsgeneratie heeft met het verleden volkomen afgerekend. Wetenschappelijke en technische consequenties dwingen haar op haar eigen gebied dezelfde eischen te stellen. Dit voert den modernen kunstenaar tot revisie zijner middelen, tot wettelijkheid, ja tot systeem, d.w.z. tot bewuste beheersching der elemenataire uitdrukkingsmiddelen van elke kunstsoort. Ik laat hier in eenige teekeningen een schematische voorstelling deze primaire middelen volgen.
      Het was in een tijd van algemeene, barokke verwildering, noodzakelijk de plastische kunsten scherp van elkander te scheiden. Zonder deze scherpe scheiding, de schilderkunst van de plastiek, de plastiek van de architectuur, was het onmogelijk de grondelementen eener gezonde monumentaliteit te leeren kennen. Tot nog voor kort immers, waren deze grondelementen dusdanig met elkaar vergroeid, dat men zelfs dacht: ze waren onscheidbaar. Deze vermenging der middelen is een residu van het barok, een tijdperk waarin de verschillende kunsten in plaats van elkander te versterken, elkaâr vernietigden. De eerste eisch om tot een gezonde monumentale architectuur te komen, bestaat hierin: in den beginnenden architect het bewustzijn wakker te roepen voor de gezonde mogelijkheden, voortvloeiende uit het gebruik der reine grondelementen. Voorts, door hem te wijzen op het misbruik dezer elementen in de bedriegelijke stijlen van het verleden, waarmede onze tijd volledig heeft afgedaan. De tijd van decoratieve materiaal-verkwisting is voorbij. Wat wij onder monumentaliteit verstaan, berust op

164


[p. 165:]

[...]

de uiterste economie in de toepassing der beeldingsmiddelen; in het gebruik der materialen. Slechts door alle opzettelijke artisticiteit te vermijden, zal het mogelijk worden uit het hier ontwikkelde beginsel een maximum van uitdrukkingskracht te ontwikkelen.

THEO VAN DOESBURG.

Parijs. 7 Juli 1923.

[...]

165