Tigers Bay

Uit Wikisource

Tigers Bay

Auteur Karel Poort
Genre(s) Reisverslag/documentaire
Brontaal Nederlands
Datering 22-01-1994
Bron Gepubliceerd in dagblad De Morgen, België
Auteursrecht
                        Tigers Bay


Duncairn Gardens

Het is nieuwjaarsdag 1994 en in de straten van Amsterdam ligt een rozerood tapijt van afgestoken rotjes, Bengaals vuurwerk, gillende keukenmeiden en Chinese duizendklappers. Het nieuwe jaar is bij ons feestelijk en op gepaste wijze ingeluid, een traditie die men hier sinds bijna dertig jaar niet meer kent want het afsteken van vuurwerk is verboden. De verordening is begrijpelijk, want de hel van Belfast zou onder het donderend geraas van kanonslagen en vuurpijlen, onmiddellijk een nóg realistischer karakter krijgen.

Als we op deze treurige zondagochtend Tigers Bay binnenrijden stuiten we meteen al op een grauwe muur waarop de tekst ‘You are now in loyalist Tigers Bay’ is geschilderd. Er scharrelen een paar loslopende honden rond op zoek naar wat plastic vuilniszakken met etensresten van de Kerst, die vervolgens gretig worden opengescheurd. Verder is het stil. Doodstil in Copperfieldstreet, Markstreet en Kilronanstreet, en zoals bijna altijd regent het hier ook vandaag. Een gure, waterkoude wind jaagt door de oplopende straatjes en een dreigend wolkendek accentueert de desolate sfeer. De meeste van de armetierige, roodkleurige huisjes in Tigers Bay zijn vanonder tot boven dichtgemetseld. Andere zijn met dikke, gepantserde staalplaten toe geklonken om de toegang voor vandalen onmogelijk te maken en het slopen van koperen en loden leidingen te voorkomen. Wekelijks trekken gezinnen uit deze buurt weg, om een paar mijl verderop een nieuw onderkomen te betrekken. Tegen hun wil in, dat wel, want de oorspronkelijke bewoners van deze Coronation Street-achtige buurt zijn verknocht aan hun huisjes waarin ze zijn opgegroeid. Een kleinburgerlijke omgeving waar iedereen alles van elkaar weet, ruzies op straat worden beslecht, maar onderling ook wordt geholpen daar waar dat nodig is.

Maar de government heeft andere plannen met Tigers Bay, het stadsbestuur zal hier binnenkort een bufferzone tussen de strijdende protestantse en katholieke partijen creëren en dus moet dit stadsdeel eraan geloven. Waar nu nog de restanten van huisjes van een eens zo bloeiend sociaal leven staan, zal straks de fysieke herinnering aan dit alles zijn uitgewist. Van overheidswege is de officiële lezing dat er een kleinschalig industrieel gebied zal worden gevestigd en wat middenstand, maar de laatste inwoners weten ons te melden dat dit gebied niets meer of minder wordt dan een open plek waar onkruid zal groeien om de controle tussen New Lodge, de katholieke wijk ten noorden van de doorgangsweg Duncairn Gardens, en het protestantse deel Tigers Bay meer in de hand te hebben. Duncairn Gardens was een aantal jaren geleden nog een gezellige winkelstraat waar zowel katholieken als protestanten hun inkopen konden doen. Maar inmiddels zijn de winkeltjes bijna zonder uitzondering door de gemeente dichtgemetseld, want de situatie op deze gewelddadige plek in Belfast is niet langer meer in de hand te houden. Dungairn Gardens is zoals men dat hier noemt, een ‘warzone’; de grens tussen katholiek en protestants Belfast. Om de honderd meter staan, zowel aan Hoekse als aan Kabeljauwse zijde van Gardens, hoge groene hekken met scherpe punten om de strijdende partijen uit elkaar te houden. Overdag is het mogelijk, hoewel geen sterveling het in z’n hoofd haalt, de hekken te passeren, maar ‘s avonds gaan ze op slot zo ook tijdens deze dagen rond de jaarwisseling.


De bewoners

In Copperfield Street zijn nog zeven huisjes bewoond, waarvan een aantal pas zes jaar geleden zijn gebouwd. Eén van de gelukkigen destijds was Hazel Scott, tweeëndertig jaar, getrouwd en moeder van Clair en David. Haar woning werd, in tegenstelling tot de meeste andere huisjes in Copperfield Street, uitgerust met een doucheruimte. De afmetingen echter, van dit onderkomen op nummer twintig, zijn desalniettemin schandelijk krap uitgevallen. De woonkamer is drie bij vierenhalve meter, de keuken de helft daarvan en in de twee slaapkamertjes passen ternauwernood opklapbedden. Maar ondanks deze fysieke ongemakken voelt Hazel zich redelijk gelukkig hier, want ze is in deze buurt geboren en getogen. ‘Wel is hier de dreiging van geweld dagelijks voelbaar,’ zegt Hazel, ‘bovendien voel ik me als protestant zwaar gediscrimineerd door de overheid. Ik ben geen beter mens dan de inwoners van New Lodge, maar waarom worden er aan de andere kant van Duncairn Gardens wel ruimere woningen gebouwd, en waarom kan je daar wel gewoon boodschappen doen op de hoek van de straat? Waarom worden er daar wel steeds meer gebouwd en hier in Tigers Bay straks alles met de grond gelijk gemaakt? Waarom moeten wij hier weg en mogen zij daar blijven? Allemaal vragen die door de overheid worden weggewuifd onder het mom van een nieuw te bouwen industriegebied.’

Hazel ziet er ongezond uit. Ze is veel te dik en lijkt minstens twintig jaar ouder dan ze in werkelijkheid is. Ze beweegt traag, rookt de ene sigaret na de andere en we vermoeden dat ze ‘s avonds bij de televisie zo links en rechts ook wel wat aan alcoholici langs laat komen. Het enige wat aan Hazel sprankelt zijn haar slimme, donkere ogen. Het lijkt ons duidelijk dat ze in het verkeerde nest geboren is. Zoals zoveel mensen hier in Tigers Bay bijt Hazel vanwege de dagelijkse spanningen in de buurt haar nagels inclusief de nagelriemen helemaal weg. Eigenlijk wil ze helemaal niet met ons praten over de ‘troubles’, zoals de slepende conflicten tussen protestanten en katholieken in Belfast worden genoemd, en van de onderhandelingen die in Dublin en op Downingstreet 10 worden gevoerd verwacht Hazel helemaal niets. Sterker nog, als het politieke verlengstuk van de IRA ‘Sinn Fein’ het straks voor het zeggen krijgt in Noord-Ierland, dan rest haar nog maar één mogelijkheid: emigreren naar de UK. ‘Want,’ vervolgt ze, ‘we worden hier in Tigers Bay omsingeld door katholieken. Per slot van rekening zijn wij protestanten al honderden jaren loyaal aan de Queen, dus moet er voor ons daar wél een toekomst zijn.’

De haat jegens ‘the others’ is diepgeworteld en niet meer terug te draaien, zo lijkt het. Hazel voorspelt dat het conflict alleen nog maar verder zal escaleren en de omvang van Bosnië aan zal gaan nemen. Ze mijmert wat terug naar haar kinderjaren toen Duncairn Gardens nog een spannend speelterrein was voor kinderen en niet zoals nu een scheidslijn tussen twee hopeloos fanatieke groeperingen. Toen kon ze nog gewoon vanuit Tigers Bay naar school in New Lodge Road lopen en speelde ze met vriendinnetjes in het gebied dat nu door de protestantse bevolking wordt gemeden. Een paar maanden geleden waagde Hazel het samen met haar dochtertje Clair om via New Lodge Road naar de huisartsenpraktijk te gaan, maar onderweg werd ze door the others uitgescholden en bespuwd. Nu moet ze een kilometer omlopen voor een consult en dat gebeurt regelmatig, want het leven in Tigers Bay is een nogal ongezonde aangelegenheid. ‘Ik zat hier goed in mijn nieuwe huisje, zo dacht ik zes jaar geleden, maar toen kwamen ze met het bericht dat hier alles zou worden afgebroken. Er is geen enkele gemeenschapszin meer hier, de meeste buren zijn weg en ik hoor niets meer van ze, want ze willen nu niets meer met deze buurt te maken hebben.’

Twee straten verderop, in Evolina Street nummer 5, woont Hazel’s moeder. Zij is vastbesloten te blijven wonen waar ze woont, ondanks het bevel van de plaatselijke overheid haar woning over twee maanden te ontruimen. Haar tandeloze mond stoot schelle, krakende geluiden naar buiten. Jean is achtenzestig jaar, kortademig, naar schatting 260 pond schoon aan de haak en heeft dikke spataderen op armen en benen. ‘Ik woon hier al veertig jaar en denk maar niet dat ik mijn huis zomaar verlaat. Daar zullen toch zeker twee bulldozers aan te pas moeten komen voor ik me overgeef.’ Ze staat dreigend en met haar volle omvang in de deuropening van haar huisje waaruit een weeë gaarkeuken geur naar buiten komt. Ze heeft nog geen flauw idee waar ze straks zal komen te wonen, ontvlucht de werkelijkheid en denkt niet verder dan de dag van vandaag. De straatjes in Tigers Bay zijn recht toe recht aan, zien er grauw uit, de huizen uit rood steen opgetrokken, in de wijde omgeving is geen boom te bekennen en op talloze muren herinneren loyalistische graffiti en muurschilderingen aan de strijd met de katholieken.

Joan Connolly woont aan de andere kant van de Copperfield Street en maakt zeven dagen per week huizen van beter gesitueerden schoon. Haar gerimpelde gezicht verraadt een slopend leven en ze ratelt onafgebroken flarden van zinnen in een zangerig Iers accent. In het benauwde halletje van haar huisje staat een blinkend gepoetste twaalfhonderd CC Yamaha motor van haar man en wij moeten er zo ongeveer overheen klimmen om haar woonkamer te bereiken. ‘Maar,’ zegt ze, ‘je kan zo’n ding hier niet buiten laten staan, want dan is hij zomaar óf gesloopt, óf gestolen. Ik heb tralies voor mijn ramen laten maken want de partijen zijn elkaar hier al vanaf ’69 aan het bestoken. Ik ben bang om naar bed te gaan, want er kan van alles gebeuren. Op een dag kwam er roet en rook uit het dak van mijn huis, want the others hadden een bom naar binnen gegooid terwijl de politie voor mijn deur stond toe te kijken. Dit soort dingen gebeuren hier met de regelmaat van de klok.’

Ook Joan is opgegroeid in Tigers Bay en heeft haar huis vierentwintig jaar geleden voor zestienhonderd, toen nog veel duurdere ponden, gekocht. Ze wil hier eigenlijk allang weg, maar ze kan haar huis aan de straatstenen niet meer kwijt. Dus wacht ze op de dag dat de draglines haar straatje in zullen komen rijden en eventueel een vergoeding van het stadsbestuur krijgt. Op ons verzoek, maar met heel veel tegenzin, waagt ze zich een paar meter op katholiek grondgebied achter het angstaanjagende groene hek van Duncairn Gardens. Maar ze is ‘Nervous, very nervous.’ Doodsbang om gemolesteerd te worden zoekt ze met korte, snelle dribbelpasjes weer snel haar toevlucht tot de veilige kant van het hek. ‘Sinds de rellen van vorig jaar hebben ze hier dit hek geplaatst. De kruidenier om de hoek is in elkaar geslagen omdat hij volgens the others verkeerde klanten had geholpen. De stenen vlogen om onze oren.’ Terug in Tigers Bay loopt ze langs de braakliggende pandjes waar vroeger haar vrienden woonden en buurtwinkeltjes floreerden. Telkens weer schudt ze haar doorleefde hoofd, want ook zij gelooft niet meer in een vredige Noord-Ierse toekomst. De regen slaat in haar gezicht. Kraag omhoog, kromme rug, kort van adem.


De middenstand

Er zijn nog maar een paar zaakjes open aan Duncairn Gardens. Naast de pharmacy, die hier hard nodig is en doorlopend met kortademige klanten gevuld, drijft Harry Allen aan de protestantse zijde van Gardens zijn kapperszaak. Aan de muur van zijn zaak hangt een bord met de tekst: We gaan verhuizen naar North Queen Street, hoek Canning Street. We hopen u daar terug te zien! Dit jaar bestaat dit van-vader-op-zoon-eenmans-bedrijfje vijfenzeventig jaar. Bijna iedere mannelijke inwoner van Tigers Bay laat zijn haar door Harry knippen. Pseudo-trendy bril op z’n neus, nek goed uitgeschoren en wat over the top klantvriendelijk wervelt Harry met zijn schaar en tondeuse door de haren van zijn klanten. Zoals in elke andere barbershop worden ook hier de laatste nieuwtjes uitgewisseld, maar slechts zelden gaan de gesprekken over de ‘troubles’. Harry begeeft zich liever niet op glad ijs, want hij heeft ook een aantal katholieke klanten die hij niet graag verliest. Harry is een geduldig luisteraar, vult de gesprekken altijd op de juiste momenten aan en z'n klanten krijgen altijd gelijk. Onderdeel van het vak. Harry is niet zo happig om met ons over de problemen in de buurt te praten en zéker niet in het bijzijn van de klanten.

Dus manoeuvreert hij het gesprek handig in de richting van het nieuwe Tigers Bay bestemmingsplan waar hij als één van de weinigen de positieve kanten van ziet. Harry denkt, in tegenstelling tot Hazel en haar moeder, dat de nieuwe plannen van de government de buurt ten goede zullen komen en heeft de brochures en werktekeningen van het project breeduit aan de muur van zijn kapperszaak gehangen. ‘Er zijn vergevorderde plannen om hier een bedrijfscentrum te bouwen voor mensen uit beide gemeenschappen om ze wat dichter bij elkaar te brengen. Het stadsbestuur houdt de huren laag, zodat veel ondernemers zich in zullen schrijven om deze buurt weer nieuw leven in te blazen. Natuurlijk zit er ook de gedachte van een bufferzone achter, want dat houdt de partijen uit elkaar, maar tegelijkertijd worden we bij elkaar gebracht, want ze zullen in de bedrijven toch samen moeten werken. Of dat allemaal ook gaat lukken, dat is weer heel een andere zaak. Maar ik ben maar een kapper, ik praat maar wat, ik ben niet zo bedreven in de praatjes van politici.’

Jacky the Butcher, die z’n slagerswinkel een honderdtal meters verderop bestiert, is veel minder gerust over de toekomst. Witte gympies aan, ogen wijd opengesperd, korte driftige bewegingen en veel grappen makend, dat zijn de kenmerken van deze ongekend populaire slager. In de uitbenerij achter zijn winkel vertelt Jacky dat hij met angst en vrezen de toekomst van Belfast en met name Tigers Bay tegemoet ziet, ook hij denkt dat de troubles hier verder zullen uitgroeien tot een totale oorlog. Veertig procent van zijn klanten zijn katholiek en die zullen, als het verder gaat escaleren, op zéker wegblijven in de toekomst. Dus heeft Jacky het scenario al klaar liggen: Canada. Hij klinkt overtuigend en is zeker niet van plan te wachten op het moment dat de granaten weer om z’n oren zullen fluiten. Jacky is terecht trots op z’n slagerij, waar ze met z’n vieren de hele dag hun handen vol hebben aan het bedienen van klanten en het snijden van vlees dat uitnodigend in de vitrines ligt. De meeste klanten die de slagerij van Jacky aandoen zijn uiterst vriendelijk en voorkomend, verschil tussen katholieken en protestanten is bijna niet merkbaar. Veel grapjes worden er hier in deze zaak gemaakt en ondanks dat het inmiddels al zes januari is, wordt er nog steeds over en weer van harte ‘Happy New Year’ gewenst.


Markstreet

Op dertien juli 1986 lopen Mark Bacon, arbeider en fluitist van muziekkorps ‘Tigers Bay First Flute’, en zijn vrouw Lilian na een aantal drankjes in de pub om de hoek te hebben gedronken, terug naar huis. Het is donker en onder het schaarse licht van een lantaarnpaal doemt plotseling een man op. Mark zegt de man gedag, maar op hetzelfde moment trekt de schimmige figuur een groot mes en zet het tot driemaal toe in de borst van Mark. Hevig bloedend zakt hij op straat in elkaar. De man zet het op een lopen en Lilian rent gillend en huilend naar het dichtstbijzijnde huis om een ambulance te bellen. Mark, brave burger, gewaardeerd om z’n fluitspel en vader van drie kleine kinderen, is protestant en willekeurig slachtoffer geworden van een diepgewortelde haat. Wrong time, wrong place. Op 31 juli bezwijkt Mark op zesentwintig jarige leeftijd aan zijn verwondingen. Zijn begrafenis groeit uit tot een oranje, protestantse demonstratie. Tienduizend mensen lopen zwijgend achter de baar door Tigers Bay en alle nieuwsuitzendingen besteden uitgebreid aandacht aan de uitvaart van Mark. Het geval Mark Bacon is slechts één van de vele, vele incidenten die hier de afgelopen vijfentwintig jaar zijn voorgevallen. Het is voor ons onbegrijpelijk dat de zo op het eerste gezicht vriendelijke, voorkomende mensen elkaar al honderden jaren naar het leven staan.


The Northgate bar

Het is vrijdagmiddag halfvijf en de Northgate bar loopt vol met arbeiders die van hun werk terugkomen. De week zit erop en traditiegetrouw wordt het weekend ingeluid met drank, heel veel drank. Terwijl de televisie in de hoek van de pub de laatste ontwikkelingen meldt rond de onderhandelingen tussen Sinn Fein en de Britten, bestellen Harry Mc Clough en zijn collega’s de ene Guinness na de andere. De gemoederen laaien op als de nieuwslezer een protestantse raketaanval op een katholieke bar in Belfast West meldt. ‘Wij zijn meer loyalist dan mensen in Groot-Brittannië,’ roept Harry, ‘wij zijn loyaal aan de kroon van de koningin. Wij zijn oranje gezind en vreedzaam, geloof het of niet. Wij zijn hier in 1607 als planters gekomen, maar de Rooms-katholieke kerk heeft ons altijd onderdrukt en vernederd.’

De stemmen van Harry en consorten beginnen na een aantal biertjes over te slaan en worden al luider en luider, er wordt op schouders geslagen en het bijna onvermijdelijke gebeurt: de diepe haat jegens hun katholieke buurtgenoten is het volgende onderwerp en het Oranjegevoel krijgt ter plekke gestalte. Koning Willem 3 wordt maar weer eens van stal gehaald en de overleveringen van groot- en betovergrootvaders verhit de gemoederen. Met overslaande stemmen en gebalde vuisten maken Harry en z’n vrienden iedereen die het maar wil horen duidelijk dat er maar één oplossing mogelijk is: ‘Dood aan de katholieken!’

De Northgate bar loopt langzaam over van bier, emoties en gezang en buiten cirkelen helikopters laag over de grauwe daken van Tigers Bay.

Afkomstig van Wikisource NL, de Vrije Bron. "https://nl.wikisource.org/w/index.php?title=Tigers_Bay&oldid=157393"