Tubantia/Jaargang 40/Nummer 140/Indië in Beeld

Uit Wikisource
‘„Indië in Beeld”’ door J.F. Niermeyer
Afkomstig uit Tubantia, donderdag 30 november 1911, 3e blad, [p. 1]. Publiek domein.
[ 3e blad, 1 ]

„Indië in Beeld”.

Prof. J. F. NIERMEYER.


 Wel zelden heb ik met zoo onverdeeld genoegen voldaan aan het verzoek, mijn oordeel te geven over een nieuwe uitgave, als nu mij dit gevraagd wordt door de redactie van De Kampioen, voor het onlangs door den Toeristenbond uitgegeven plaatwerk „Indië in Beeld”.
 Ieder, die in het vorig jaar door den heer H. F. Wagenaar Reisiger over zijn plannen werd geraadpleegd, moet hem met sympathie hebben aangeboord. Daar was een „zakenman”, die het vertrouwen en de durf bleek te bezitten, om de nog altijd kostbare reis naar Indië te ondernemen, teneinde Nederland eindelijk te helpen aan een uitgebreide en systematisch aangelegde collectie goede afbeeldingen van zijn groot koloniaal rijk.
 Er is in Indië heel veel gekiekt, en van stadsgezichten, woningen, volkstypen kon men te voren reeds, met veel moeite en kosten, een aardige verzameling bijeenbrengen. Maar het ontbrak volkomen aan een eenigszins voldoende reeks van afbeeldingen van het Indische landschap, zoowel in natuur als in cultuur.
 Te verwonderen is dat niet. De landschaps-fotografie valt in Indië niet te beoefenenen onder de leuze: press on the button and we do the rest. Ze brengt, allerlei moeilijkheden mee, als het voor Westersche oogen (en glasplaten) ongewone licht, de sterke vibratie in den dampkring, de krachtige reflexen. Eén fotografisch atelier vooral had van het Indische landschap al heel veel moois gemaakt: de door Armeniërs te Soerabaja gestichte firma Kurkdjian. Maar het terrein harer tochten is beperkt, en evenals haar beroepsbroeders, richt zij haar toestellen bij voorkeur op sensationele dingen — als kraters, vulkaantoppen met rookwolken — en op „pittoreske” kijkjes, die ook in Indië niet juist de typische zijn.
 Dit nu treft in het nieuwe album wel het meest: dat naast de vele goede kieken van stad en dorp, huis en volk, krater en waterval, zooveel uitnemende landschappen zijn opgenomen. En daaronder zijn ook de ruime vergezichten, die — ik spreek uit bittere ervaring — zoo bizonder moeilijk zijn te nemen, en die toch onontbeerlijk zijn, om een denkbeeld te krijgen van het grootsche land. Hoe uitmuntend zijn ze hier geslaagd!
 Zooals de heer Wagenaar Reisiger in zijn toelichting meedeelt, komt de verdienste daarvan toe aan den fotograaf der „Topographische Inrichting” te Batavia, den adjudant-onderofficier J. Demmeni. De heer Reisiger heeft waarlijk de zaak niet benepen aangepakt. Op zijn verzoek werd deze bekwame fotograaf, die al zooveel verdiensten voor het weergeven van het Indische landschap bezat, voor den tijd van zes maanden door het Legerbestuur te zijner beschikking gesteld.
 Aldus werd de uitgebreide collectie foto’s verkregen, waarvan er in dit album een honderdtal in lichtdruk voor ons liggen. En toen moest dan de grafische kunst gaan toonen wat zij tegenwoordig vermag, om van die honderd goede foto’s ook honderd goede lichtdrukken te maken. Of dit gelukt is? Ik moet bekennen, dat mijn verwachtingen ver zijn overtroffen; en die waren toch hoog gespannen. Want ik had het voorrecht gehad, de origineele foto’s te zien, en kon toen dadelijk begrijpen: hier kan iets moois tot stand komen. Maar dat het zoo mooi zou worden, dat de meeste lichtdrukken de foto’s nog zouden overtreffen, soms verre overtreffen, in diepte, in klaarheid, in kleur en in toon, dat had ik niet vermoed. Natuurlijk is er onderling nog verschil in den graad van voortreffelijkheid dezer afbeeldingen. Maar zie bijvoorbeeld reeds dadelijk deze eerste: die gracht in Oud-Batavia. Ik heb er misschien een dozijn malen een plaatje van gezien, maar nooit een, dat het eigene van dit buurtje zoo ongemeen fraai weergeeft. Zie die andere, eveneens overbekende kiek, maar die hier natuurlijk evenmin ontbreken mocht: het beroemde uitzicht uit de bergkamers van het hôtel Bellevue te Buitenzorg[.] Wat een diepte in dien voorgrond van palmen en andere vruchtboomen, wat een licht in dat water. En nu noem ik met opzet een paar bekende gezichten. Maar hoeveel is hierbij, dat nog nooit goed is afgebeeld: vergezichten in de Preanger, landschappen in de Padangsche Bovenlanden; wat een goede verzameling van het vermaarde Diëng-plateau; hoeveel interessants uit de Vorstenlanden. En waarlijk ook al de gerestaureerde Boroboedoer.
 Behalve enkele afbeeldingen uit Deli, die hem ter kompleetering werden afgestaan, heeft de beer Reisiger zich tot West- en Midden-Java, en op Samatra tot Padang en de Padangsche Bovenlanden moeten beperken. Er is dus alle reden, de hoop uit te spreken, dat het hem gegeven mag zijn, den steun te vinden, die hij behoeft om de groote en goede onderneming voort te zetten, welke hij zoo uitnemend begonnen is: aan Nederland een voldoend volledig beeld van Indië te schenken.
 Aan de Nederlandsche Toeristenbond komt de eer toe, hier den eersten stap te hebben mogelijk gemaakt. De mannen van de sport hebben weer eens getoond, hoezeer zij een element van push vormen in het Nederlandsche volksleven. En voor een geograaf is er zeker alle aanleiding, deze gelegenheid te baat te nemen, om hier een woord van bijzondere hulde te spreken. Eerst hielp de A. N. W. B. ons aan de betrouwbaarste, best bijgehoudene en best uitgevoerde reiskaarten, op handige schaal, die ons land bezit. Toen volgden de voor de kennis van Nederland onmisbare vier albums, even fraai uitgevoerd als met zorg en smaak samengesteld. En nu — geheel onverwacht — wordt ook Indië binnen de belangstelling der vaderlandsche toeristen getrokken.
 Moge „Indië in Beeld” velen hunner bewegen tot persoonlijke kennismaking. De natie zal er wel bij varen.