Van zon en zomer/De boekweit
Uiterlijk
← 's Dichters Morgenlied | Van zon en zomer (1918) door Adama van Scheltema | De Vagebond → |
[ 44 ]
DE BOEKWEIT
De donkere grond waar zij staat,
Dringt haar bloedenden steel uit de voren. —
Als een bruid glimlacht haar gelaat;
Waar de akker het hemelhoog koren
— Dat diep onder eigen last boog —
Al zijn ruischende goud heeft verloren,
Rijst! rijst met de zon in haar oog.
Rijst uit vlammen en brandende bladen
De bloeiende boekweit omhoog! —
En zoo zijn wij! — kameraden!