Naar inhoud springen

Wet Bestrijding Huiselijk Geweld (Suriname)

Uit Wikisource

Wet Bestrijding Huiselijk Geweld

Auteur Surinaamse staat
Genre(s) Wet
Brontaal Nederlands
Datering 20 juni 2009
Vertaler Niet vertaald
Bron De Nationale Assemblée
Auteursrecht Publiek domein

Wet van 20 juni 2009, houdende regels met betrekking tot de bescherming tegen huiselijk geweld (Wet Bestrijding Huiselijk Geweld)

Staatsblad van de Republiek Suriname

2009

N° 84

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,

In overweging genomen hebbende, dat - als gevolg van de ratificatie door de Republiek Suriname van het Verdrag betreffende de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (CEDAW) en van het Verdrag betreffende de Preventie, Bestraffing en Uitbanning van Geweld tegen Vrouwen (Belem do Para), het lidmaatschap van Suriname bij de CARICOM - Suriname zich gecommiteerd heeft regels vast te stellen ter bescherming tegen huiselijk geweld;

Heeft, de Staatsraad gehoord, na goedkeuring door De Nationale Assemblée, bekrachtigd de onderstaande wet:

HOOFDSTUK I

DEFINITIES

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Justitie en Politie;

b. behoeftige: de meerderjarige die door fysieke of geestelijke ongeschiktheid of wegens leeftijd of ziekte afhankelijk is van de verzoeker of van de gedaagde voor zijn levensonderhoud;

c. beschermingsbevel: een bevel uitgevaardigd overeenkomstig artikel 4;

d. bevoegde instanties: instanties die zich richten op de bestrijding van huiselijk geweld en die als zodanig door de Minister zijn benoemd;

e. bloed- of aanverwant: meerderjarige bloed- of aanverwant;

f. erkend maatschappelijk werker: een persoon met ervaring in maatschappelijk werk, of met deskundigheid die als zodanig door de Minister is benoemd;

g. financieel geweld: elke gedraging die de strekking heeft te heersen over een persoon of deze uit te buiten, te beperken of de toegang te ontnemen tot financiële bronnen teneinde diens financiële afhankelijkheid te bewerkstelligen of te verzekeren, waaronder wordt vestaan:

1. het slachtoffer ervan weerhouden om naar eigen goedvinden gebruik te maken van zijn eigendom;

2. het beschadigen van de eigendommen van het slachtoffer;

3. het onthouden van beschikbare financiële middelen voor de huishouding of voor persoonlijk onderhoud;

4. het onthouden van door de rechter vastgestelde alimentatie;

5. het verbieden om betaalde arbeid te verrichten;

h. gedaagde: degene tegen wie een beschermingsbevel is aangevraagd;

i. geweld: huiselijk geweld;

j. huiselijk geweld: elke vorm van lichamelijk, seksueel, psychisch of financieel geweld dat wordt gepleegd door een persoon tegen een partner, kind, ouder, lid van het gezin of behoeftige, ongeacht waar het geweld plaatsvindt;

k. kind: de minderjarige die gewoonlijk, regelmatig of periodiek verblijf heeft bij de verzoeker of gedaagde ongeacht of het een kind is van de verzoeker en de gedaagde samen of van één van hen, waaronder tevens wordt begrepen:

1. een erkend kind;

2. een geadopteerd kind;

3. een kind waarover men het voogdijschap heeft verkregen;

4. een stiefkind; dit is een voorkind, door één der echtgenoten meegebracht in het huwelijk;

5. een pleegkind; dit is een kind dat de verzoeker of de gedaagde als een eigen kind verzorgt en of opvoedt zonder dat er sprake behoeft te zijn van een relatie van bloed- of aanverwantschap of adoptie;

l. lichamelijk geweld: elk opzettelijk handelen of nalaten dat resulteert in lichamelijk leed of letsel, waaronder tevens vallen de handelingen zoals strafbaar gesteld in het Tweede Boek, titel 19, 20 en 21 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede een poging daartoe;

m. lid van het gezin: een persoon die gewoonlijk verblijf heeft in hetzelfde huis als de verzoeker of de gedaagde en die al dan niet aan de verzoeker of gedaagde gerelateerd is door bloedverwantschap, aanverwantschap of adoptie;

n. ouder: persoon die ouder of grootouder is van een kind, een behoeftige, een echtgenoot, een partner, een gedaagde of van de verzoeker door bloedverwantschap, aanverwantschap, adoptie of voogdijschap;

o. partner: een echtgenoot of echtgenote, een gewezen echtgenoot of gewezen echtgenote of een concubaan of concubine of een gewezen concubaan of gewezen concubine of een persoon die een relatie heeft of heeft gehad zonder gehuwd te zijn of gehuwd te zijn geweest met verzoeker of gedaagde en die al dan niet samenleeft of heeft samengeleefd met verzoeker of gedaagde;

p. psychisch geweld: een gedragspatroon van welke aard dan ook met het doel het emotionele of mentale welzijn van een persoon te schaden, hieronder valt onder andere:

1. aanhoudende intimidatie door het gebruik van gewelddadige of bedreigende of vernederende taal;

2. het aanhoudend achtervolgen van het slachtoffer van plaats naar plaats;

3. het slachtoffer ervan weerhouden om naar eigen goedvinden gebruik te maken van zijn eigendom;

4. het beschadigen van het eigendom van het slachtoffer;

5. het slachtoffer beloeren of hem de weg versperren ongeacht waar hij zich bevindt;

6. het slachtoffer isoleren of dwangmatig beperken in zijn bewegingsvrijheid;

7. het aanhoudend opbellen van het slachtoffer;

8. het maken van ongewenst en herhaaldelijk of intimiderend contact met onder andere een lid van het gezin, een familielid of een persoon uit de werkkring van het slachtoffer;

q. seksueel geweld: elk seksueel geladen gedrag of meerdere gedragingen met een seksuele strekking tegen de wil van het slachtoffer, alsmede de handelingen strafbaar gesteld in de artikelen 290 tot en met 306 van het Wetboek van Strafrecht en een poging daartoe;

r. tussentijdsbevel: een bevel uitgevaardigd overeenkomstig artikel 6;

s. verzoeker: de persoon die een beschermingsbevel aanvraagt of de persoon ten behoeve van wie een beschermingsbevel wordt aangevraagd;

t. voogd: een persoon die het voogdijschap over een kind heeft verkregen op de wijze geregeld in het Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK II

BESCHERMINGSBEVELEN

Artikel 2

1. De verzoeker als bedoeld in lid 2 van dit artikel kan aan de rechter verzoeken een beschermingsbevel uit te vaardigen op grond van het feit dat de gedaagde huiselijk geweld heeft gepleegd of wanneer er redelijke vermoedens bestaan dat de gedaagde zich schuldig zal maken aan huiselijk geweld.

2. Een verzoek om een beschermingsbevel kan worden gedaan door:

a. de partner van de gedaagde;

b. een lid van het gezin van de partner of de gedaagde, hetzij ten behoeve van zichzelf, hetzij ten behoeve van elk ander lid van het gezin;

c. een kind, door tussenkomst van de personen genoemd in lid 3 van dit artikel;

d. een behoeftige, al dan niet door tussenkomst van de personen genoemd in lid 3 van dit artikel;

e. een ouder of een bloed- of aanverwant van de partner of de gedaagde, niet-zijnde een lid van het gezin;

f. een persoon die met de gedaagde een kind als bedoeld in artikel 1 onder k heeft.

3. Het kind als bedoeld in lid 2 onder c van dit artikel of een behoeftige als bedoeld in lid 2 onder d van dit artikel kan een verzoek indienen voor een beschermingsbevel door tussenkomst van:

a. een persoon bij wie het kind of de behoeftige gewoonlijk of regelmatig verblijft of elk meerderjarig lid van het gezin;

b. een ouder van het kind of van de behoeftige;

c. een voogd van het kind;

d. elke andere bloed- of aanverwant van het kind of de behoeftige;

e. het Bureau voor Familierechtelijke Zaken;

f. het Openbaar Ministerie;

g. de school, die het kind bezoekt; of

h. elke andere persoon of instantie aan wiens zorg, opleiding of waakzaamheid het kind of de behoeftige is toevertrouwd.

4. Een opsporingsambtenaar, een reclasseringsambtenaar, een arts, een psycholoog, een erkend maatschappelijk werker of een bevoegde instantie kan ambtshalve een verzoek indienen voor een beschermingsbevel ten behoeve van:

a. elke persoon als bedoeld in lid 2 van dit artikel of

b. een persoon die in een opvangtehuis of instituut verblijft.

5. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 lid 4 kunnen bij staatsbesluit nadere regels worden vastgesteld.

Artikel 3

1. Indien de rechter naar aanleiding van een verzoek gedaan door een persoon als bedoeld in artikel 2 heeft vastgesteld dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van huiselijk geweld of dat de gedaagde zich schuldig zal maken aan huiselijk geweld, kan hij een beschermingsbevel uitvaardigen, inhoudende een of meerdere van de in artikel 4 opgesomde verbods- of gebodsbepalingen.

2. De rechter geeft een beschermingsbevel, indien hij ervan overtuigd is dat de gedaagde:

a. zich schuldig maakt aan huiselijk geweld of zich schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld of;

b. zich schuldig maakt aan zodanig gedrag dat naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot huiselijk geweld;

en in ieder geval de omstandigheden van het geval het bevel noodzakelijk maken voor de bescherming van de verzoeker.