Naar inhoud springen

Wetboek van Strafrecht Suriname (overtredingen betreffende de openbare orde)

Uit Wikisource
[ 101 ]
 

TITEL II
OVERTREDINGEN BETREFFENDE DE OPENBARE ORDE

Artikel 500 [1]

[ 102 ]

Hij, die op een van de openbare weg zichtbare plaats woorden of afbeeldingen stelt of gesteld houdt, die, als smalende Godslasteringen, voor godsdienstige gevoelens krenkend zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Artikel 500 bis [2]

Hij die deelneemt of geldelijke of andere steun verleent aan activiteiten, gericht op discriminatie van mensen wegens hun ras, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste tweehonderd gulden.

Artikel 500 ter [3]

Hij die, in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, bij het aanbieden van goederen of diensten, dan wel bij het gestand doen van een aanbod, iemand wegens zijn ras achterstelt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste eenhonderd gulden.

Artikel 501

Hij die zonder verlof van het bevoegd gezag een opneming doet, een tekening of beschrijving maakt van enig militair werk, of die openbaar maakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 502 [4]

Met geldboete van ten hoogste vijftien gulden wordt gestraft: 1o, hij die burengerucht verwekt; 2o, hij die rumoer verwekt waardoor de nachtrust kan worden verstoord; 3o, hij die in de nabijheid van gebouwen voor een geoorloofde godsdienstoefening of voor de rechtspraak of de zitting der Staten bestemd, tijdens er dienst wordt gedaan of zitting wordt gehouden, rumoer maakt waardoor de dienst of de zitting kan worden verstoord.

Artikel 503 [5]

Met hechtenis van ten hoogste zes weken wordt gestraft:

1o. als schuldig aan bedelarij, hij die in het openbaar bedelt;
2o. als schuldig aan landloperij, hij die zonder middelen van bestaan rondzwerft;
3o. hij die als souteneur uit de ontucht van een vrouw voordeel trekt.

Artikel 504

Bedelarij of landloperij, gepleegd door drie of meer personen boven de leeftijd van zestien jaren, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden.

Artikel 505 [6]

[ 103 ]

Indien tijdens het plegen van een der in de twee vorige artikelen omschreven overtredingen nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van die overtredingen onherroepelijk is geworden, kan de straf worden verdubbeld.

Artikel 506 [7]

De schuldige aan één der in de drie vorige artikelen omschreven overtredingen kan bovendien, zo hij tot werken in staat is, met inachtneming overigens van het bepaalde bij de artikelen 56-63 tot plaatsing in een staatswerkinrichting worden veroordeeld voor ten hoogste drie jaren.

Artikel 507 [8]

Met geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft;

1o. hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een Surinaams ordeteken draagt;
2o. hij die zonder verlof van het bevoegde gezag, waar dit vereist wordt, een vreemd ordeteken, titel, rang of waardigheid aanneemt;
3o. hij die, door het bevoegd gezag naar zijn naam gevraagd, een valse naam opgeeft.

Artikel 508 [9]

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt van het Rode Kruis-teken of van de woorden "Rode Kruis" of "Kruis van Gèneve", of van daarmede door de wetten en gebruiken van de oorlog gelijkgestelde tekens of woorden, dan wel van tekens of woorden, die daarvan een nabootsing zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 508a [10]

Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft hij die het wapen van het Zwitserse Eedgenootschap of een teken, hetwelk een nabootsing daarvan vormt gebruikt

hetzij als fabrieks- of handelsmerk of als onderdeel van zulk een merk,
hetzij met een doel, strijdig met de eerlijkheid in de handel,
hetzij onder omstandigheden die het Zwitserse nationale gevoel zouden kunnen krenken.

Artikel 509 [11]

Hij die in het openbaar kledingstukken of opzichtige onderscheidingstekenen draagt of voert, welke uitdrukking zijn van een bepaald staatkundig streven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twaalf dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden.

Artikel 506 [12]

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt van woorden, uitdrukkingen of [ 104 ]kentekenen, die aanduiden of de indruk kunnen wekken, dat zijn optreden is bevorderd dan wel de steun of erkenning geniet vanwege Suriname, een buitenlandse mogendheid of vanwege een volkenrechtelijke organisatie wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

Artikel 510 [13]

De bestuurder of commissaris van een naamloze vennootschap of een ander in haar dienst, die in strijd handelt met enig wettelijk voorschrift betreffende de vermelding van de naam, de plaats van vestiging of het kapitaal der vennootschap, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Artikel 511 [14]

De bestuurder van een naamloze vennootschap, die niet voldoet aan enige hem bij artikel 54 van het Surinaams Wetboek van Koophandel opgelegde verplichting betreffende het register van aandeelhouders, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.

Artikel 512 [15]

De bestuurder van een naamloze vennootschap, die niet voldoet aan enige hem bij het Surinaams Wetboek van Koophandel opgelegde verplichting betreffende de openbaarmaking van enig besluit van aandeelhouders, het opmaken van de balans en de winst- en verliesrekening met toelichting, de openbaarmaking of nederlegging ter inzage van enig stuk, of de aankondiging van dergelijke nederlegging, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.

Artikel 513

Hij die niet toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe bij wet een toelating wordt gevorderd, buiten noodzaak dat beroep uitoefent, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Hij die, toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe bij wet een toelating wordt gevorderd, buiten noodzaak in de uitoefening van dat beroep de grenzen zijner bevoegdheid overschrijdt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van de geldboete, in het geval van het eerste lid, hechtenis van ten hoogste twee maanden, in het geval van het tweede lid, hechtenis van ten hoogste een maand worden opgelegd.

Artikel 514 [16]

Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft de goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkoper of tagrijn: [ 105 ]

1o. die geen doorlopend register houdt of in het door hem gehouden register niet onverwijld aantekening houdt van alle door hem gekochte, ingeruilde, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen goederen, of daarin niet onverwijld vermeldt de koopprijs of andere voorwaarden van verkrijging, de namen en woonplaatsen dergenen van wie en dergenen uit wier handen de goederen zijn verkregen, of die nalaat dat register op eerste aanvrage ter inzage te vertonen aan de Districts-Commissaris of een door deze aangewezen ambtenaar;
2o. die enig voorschrift overtreedt door de President met betrekking tot het register uitgevaardigd.

Artikel 515 [17]

Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden wordt gestraft de goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkoper, of tagrijn:

1o. die enig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van een kind dat de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
2o. die enig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van iemand van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij is opgenomen in een strafinrichting, opvoedingsgesticht, weeshuis, krankzinnigengesticht of instelling van weldadigheid;
3o. die enig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van een hem onbekend persoon, tenzij blijkt dat diens naam en woonplaats juist zijn opgegeven of dat de opgaven betreffende diens naam en woonplaats redelijkerwijs als juist mochten worden aanvaard;
4o. die nalaat behoorlijke voorzorgsmaatregelen te nemen of behoorlijk toezicht te oefenen of te doen oefenen, om te voorkomen dat een voor hem handelende persoon een feit begaat als onder No. 1-3 omschreven;
5o. voor of door wie enig voorwerp dat bij hem door of vanwege Justitie of politie met duidelijke omschrijving schriftelijk als door misdrijf aan de rechthebbende onttrokken of verloren is aangegeven, wordt gekocht, ingeruild, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen;
6o. die aan een hem schriftelijk uitgereikte last door of vanwege de Districts-Commissaris tot het gedurende een daarbij aangegeven tijd, veertien dagen niet te boven gaande, bewaren of in bewaring geven van enig voorwerp dat hij onder zich heeft, of aan een hem bij die last gegeven aanwijzing geen gevolg geeft;
7o. die nalaat de van hem bij schriftelijke vordering door of vanwege de Districts-Commissaris gevraagde opgaven betreffende door hem gekochte, ingeruilde, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen goederen binnen de termijn bij de vordering gesteld, naar waarheid te verschaffen.

Dezelfde straf wordt opgelegd aan de voor een goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkoper of tagrijn handelende persoon, die een feit begaat, als in het voorgaande lid onder No. 1-3 omschreven.

De schuldige kan worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij de overtreding begaan heeft.

Voor de toepassing van No. 3 van het eerste lid wordt een persoon als onbekend aangemerkt, indien degene die het voorwerp heeft gekocht, ingeruild, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen, die persoon aan de Districts-Commissaris of een door deze aangewezen ambtenaar, op eerste aanvrage niet voldoende aanduidt.

Artikel 516 [18]

[ 106 ]

Hij die van opkopen een beroep of een gewoonte maakt zonder daarvan tevoren de Districts-Commissaris of een door deze aangewezen ambtenaar schriftelijk in kennis te hebben gesteld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste twee duizend gulden.

Artikel 517 [19]

Hij die er zijn beroep van maakt aan personen nachtverblijf te verschaffen en geen doorlopend register houdt, of nalaat in dat register aan te tekenen of te doen aantekenen de namen, beroep of betrekking, woonplaats, dag van aankomst en van vertrek van de personen die een nacht in zijn huis hebben doorgebracht, of die nalaat dat register op aanvrage te vertonen, aan de Districts-Commissaris of aan de door deze aangewezen ambtenaar, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, inplaats van de geldboete, hechtenis van ten hoogste zes dagen worden opgelegd.

Artikel 518 [20]

Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft:

1o. hij die van een krijgsman beneden de rang van officier goederen behorende tot de kleding, uitrusting of wapening koopt, inruilt, als geschenk aanneemt, in pand, gebruik of bewaring neemt, of zodanige goederen voor een krijgsman beneden de rang van officier verkoopt, ruilt, ten geschenke, in pand, gebruik of bewaring geeft, zonder schriftelijke vergunning door of van wege de bevelvoerende officier afgegeven;
2o. hij die, een gewoonte makende van het kopen van zodanige goederen, de bij staatsbesluit gegeven voorschriften omtrent het daarvan te houden register niet naleeft.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een dezer overtredingen onherroepelijk is geworden, kunnen de straffen worden verdubbeld.

Artikel 519 [21]

Hij die drukwerken of stukken metaal in een vorm die ze op munt- of bankbiljetten, op muntspecien, op van staatsmerken voorziene gouden of zilveren werken of op postzegels doet gelijken, vervaardigt, verspreidt of ter verspreiding in voorraad heeft, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

De voorwerpen waarmede de overtreding plaats heeft, kunnen worden verbeurd verklaard.

Artikel 520 [22]

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft hij die de inhoud van hetgeen door middel van een onder zijn beheer staand of door hem gebruikt ontvangtoestel voor draadloze telegrafie of telefonie is opgevangen en, naar hij redelijkerwijs moet vermoeden, niet voor hem of voor het publiek bestemd is, hetzij aan een [ 107 ]ander mededeelt, indien hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat dan openlijke bekendmaking van de inhoud volgen zal en zodanige bekendmaking volgt, hetzij openlijk bekend maakt.

Artikel 521 [23]

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden wordt gestraft:

1o. hij die, surseance van betaling verkregen hebbende, eigenmachtig daden verricht, waartoe de medewerking van bewindvoerders bij wet wordt gevorderd;
2o. de bestuurder of commissaris ener vennootschap, maatschappij, vereniging of stichting welke surseance van betaling verkregen heeft, die eigenmachtig daden verricht, waartoe de medewerking van bewindvoerders bij wet wordt gevorderd.

  1. Ingev. bij G.B. 1939 no. 51.
  2. Ingev. bij G.B. 1971 no. 154.
  3. Ingev. bij G.B. 1971 no. 154.
  4. Gew. bij G.B. 1938 no. 39.
  5. Gew. bij G.B. 1915 no. 75.
  6. Gew. bij G.B. 1915 no. 75.
  7. Ingev. bij G.B. 1944 no. 176; Gew. bij G.B. 1945 no. 108, S.B. 1984 no. 17.
  8. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  9. Ingev. bij G.B. 1915 no. 75; Gew. bij G.B. 1955 no. 75.
  10. Ingev. bij G.B. 1949 no. 92.
  11. Ingev. bij G.B. 1934 no. 63.
  12. Ingev. bij G.B. 1972 no. 55; Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  13. Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. en vernummerd bij G.B. 1938 no. 39.
  14. Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. en vernummerd bij G.B. 1938 no. 39.
  15. Ingev. bij G.B. 1936 no. 115; Gew. en vernummerd bij G.B. 1938 no. 39.
  16. Gew. bij G.B. 1921 no. 75. G.B. 1940 no. 166. S.B. 1984 no. 17.
  17. Gew. bij G.B. 1921 no. 75. S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25.
  18. Ingev. bij G.B. 1921 no. 75; Gew. bij S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25.
  19. Gew. bij G.B. 1936 no. 115. S.B. 1984 no. 17.
  20. Gew. bij G.B. 1936 no. 115.
  21. Gew. bij G.B. 1926 no. 56. G.B. 1931 no. 87. S.B. 1984 no. 17.
  22. Ingev. bij G.B. 1923 no. 79.
  23. Gew. bij G.B. 1935 no. 81. G.B. 1939 no. 67.