Oude Chronyken van het eerwaarde Sticht verzekeren dat het „Huis de Haar”, – onder de gemeente Haarzuilens, een paar uren van Utrecht gelegen en sedert 1891 in restauratie genomen onder leiding van Dr. P. J. H. Cuypers – in 1165 door Godschalk van Woerden werd gebouwd. Doch oude kroniekschrijvers waren het al even oneens als de nieuwste het maar kunnen wezen, zoodat andere Chronyken van het jaar 1287 spreken en Herman van Woerden, – den laatsten weerspannigen Stichtschen edelman die zich in 1288 aan het gezag van Graaf Floris V onderwierp, – als den stichter noemen.
De RIDDER HOFSTAD de HAAR.
Tot de helft van de vijftiende eeuw bleef het in het geslacht Woerden, op welk tijdstip Josina van Woerden het ten huwelijk bracht aan Dirk van Zuylen van Nyevelt, heer van Zeventerloo bij Willige-Langerak. In 1451 met »de Haar” en omliggende goederen beleend was hij de eerste Vrijheer van Zuylen van Nvevelt van de Haar. Dertig jaren later, in de twisten om den bisschopszetel van Utrecht, door de verheffing van David van Bourgondië gewekt, koos de Heer van »de Haar” partij tegen dien prelaat.
7
[50]
50
HET HUIS »DE HAAR.”
De burcht werd stormenderhand door den vijand genomen en in brand gestoken. Met van Zuylen’s goederen, waartoe Harmelen en Zuylen behoorden, werd Walraven, heer van Brederode, begiftigd. In 1505 treedt heer Diederik opnieuw in zijn bezittingen. Hij herbouwt het kasteel, dat in 1536 riddermatig door de Staten van Utrecht wordt erkend.
Dorpsplein.
In de 17de en de 18de eeuw wordt het nu eens door deze dan weer door gene oorlogvoerende partij bestormd en ten deele verwoest tot het in de rampspoedige oorlogsjaren 1672 en 1673 als verblijfplaats van krijgsgevangenen dient. Omstreeks 1770 is het kasteel voor ’t laatst bewoond geworden door Messire Karel de Stembor, die het in huur had van zijn verwant Baron van Zuylen van Nyevelt van de Haar. Deze vermaakte het aan den grootvader van den tegenwoordigen eigenaar Etienne, Gustave, Frédéric Baron Van Zuylen van Nyevelt van de Haar, in 1860 te Brussel geboren, in Frankrijk opgevoed en sedert verscheidene jaren te Parijs verblijf houdend. Baron Etienne, een der eerste sportmen op de internationale courses, en een der eerste cavaliers uit de hoogste kringen der Europeesche aristocratie, is bij de restauratie van zijn voorvaderlijk kasteel niet weifelend (»non titubans”, gelijk zijn wapenspreuk luidt) te werk gegaan. In den zomer van 1891 was het plan der verbouwing gerijpt en twee jaren later – den 3den Juli 1893 – werd in een der haastig getooide zalen van den burcht, na anderhalve eeuw van doodschheid en verval een feestmaal aangericht, dat door kleurenpracht en schittering van edel metaal, weefsel en kristal, bloemen en meubelen niet bij de festijnen van de burchtridders uit het Bourgondische tijdperk behoefde achter te staan.
Men is ongeveer vijf jaren bezig het riddermatig kasteel, onder de meergemelde leiding van Dr. P. J. H. Cuypers, tot den oorspronkelijken middeneeuwschen toestand terug te brengen. Wanneer de burcht ter bewoning gereed zal wezen, en aan enkele uitverkorenen kan
[51]
HET HUIS »DE HAAR.”
51
worden getoond, zal tevens uit de puinen van het hedendaagsch Haarzuilens een middeneeuwsch dorp verrezen zijn, want het ligt in de bedoeling van het herstellingsplan ook de hoeven en taveernen, de hutten en krotten, den burcht van den slotheer ompalend, in harmonie met het kasteel te brengen.
Buurtje bij het Kasteel.
De illusie zal volkomen wezen, indien het den slotheer gevalt in het najaar op het burchtplein een stoet te verzamelen, die over de ophaalbrug getogen, in de bosschen ter jacht gaat.
Het is lofwaardig dat Baron Etienne in zijn plan tot herbouw van »de Haar” niet heeft geweifeld en de restauratie beschouwt als »un acte de piété envers ses ancêtres.”