Naar inhoud springen

Zondagsblad van het Volksdagblad/Jaargang 1/Nummer 17/Sociologie

Uit Wikisource
Sociologie. Egoïsme, Indivisualisme, Anarchisme [3]
Auteur(s) Theo van Doesburg
Datum 3 april 1915
Titel Sociologie. Egoïsme, Indivisualisme, Anarchisme
Tijdschrift Zondagsblad van het Volksdagblad
Jg, nr, pg 1, 17, ?
Brontaal Nederlands
Auteursrecht Publiek domein

Sociologie.

Egoïsme, Individualisme, Anarchisme.

door Theo van Doesburg.

      Zoudt ge denken, dat, – om even naar een ander terrein, de kunst, over te loopen – zij, die uit lage, egoïstische belangen arbeiden, – om winst, roem, eer – in de kunst de revolutie bevorderen of volvoeren? Weet ge dan niet dat om ’n nieuwe kunst te stichten de grootste individueele expansie moet worden doorgevoerd? Deze grootste expansie, zij is als de kus van een god aan een sterveling. En tegelijk dat dit schepsel sterft door dien kus, staat ’n nieuw creatuur daar: half god, half sterveling.
      De overwinning van elke groote zaak ligt besloten in de individueele kracht van den strijder. De individualistische kracht van den strijder hangt af van zijn enthusiasme. Dit enthusiasme eischt vrijheid, vrijheid van actie.
      Deze vrijheid hangt af van de levensomstandigheden: doch onder welke omstandigheden ook is het begrip vrijheid, de begeerte daartoe, altijd aanwezig. Het is een der eerste fundamenteele kenmerken van den mensch.

      De mensch is van geboorte individualist. Wat de trots van zijn mensch-zijn, wat zijn individualisme breekt, het zijn weder de levens-verhoudingen en omstandigheden. Deze maken hem tot slaaf, tot middel voor het doel, den staat, d.i. de individualiteit en het egoïsme van anderen; van enkele individuen.
      Met slaven kan men geen overwinning behalen, wel met menschen. Ik ben van meening, dat de elementen waaruit het burgerlijk socialisme bestaat, nog meer onderworpenheid en slavernij hebben voortgebracht dan het Imperialisme. Want waar bij het laatste de mensch zich ondergeschikt maakt aan den wil van den koning of den staat, daar treedt bij het socialisme de volksvertegenwoordiger in de plaats; de partijleider. Dit is zelden iemand, die nieuwe, individueele gedachten vertegenwoordigt en die overbrengt op zijn partijgenooten, maar dat is iemand, die zich tot doel stelt van eene groote menschenmassa één slaafsch werktuig te maken, dat hem, de volksvertegenwoordiger, gehoorzamen zal en hij gehoorzaamt den staat.

      De volksvertegenwoordiger is dus, indirect, een werktuig van den staat, precies zooals bij het katholicisme de priester; als bij het protestantisme de dominee. Werktuigen van den staat om „in tijd van nood”, – dat beteekent in den Tijd van het Volk; – in tijden dat het volk handelen moet, – het volk aan den staat over te leveren; zooals een meester een slaaf verkoopt aan een anderen meester.

      In ernstige tijden, – zooals thans, – vraagt men: maar waarom handelt het volk niet; waarom spreekt het volk niet? Hoe kan het volk spreken; waar het de tongriem in den bek heeft, wanneer de tong verlamd is; hoe kan het volk handelen als het de kracht tot handelen (zijn individualisme) ontnomen is?

      Waar is het Volk? Het Volk is dood.
      Hoe kan een volk individueel handelen, wanneer het zijn kostbaarste schat: zijn mensch-zijn, zijn individualisme, verkocht heeft aan den eersten den besten loenschen volksverrader?
      Hoe kan een volk handelen waar het niet is.
      Want individualisme beteekent: Ik ben. En zoolang het volk geen groot en prachtig individualisme veroverd heeft, is zijn bestaan niet verzekerd; kan het niet uitroepen fier en machtig: Ik ben.
      Zoodra het volk zichzelf geworden is, zoodra het meester is van zijn 1) individualiteit, zal het, zelfstandig, harmonisch en als één man handelen. De leidende gedachte is dan een innerlijke zelfbewuste kracht.
      Elke van buiten aangebrachte opwinding doet een handeling van welken aard ook mislukken; maar een leidende gedachte, dat is een innerlijke, zelfbewuste kracht.
      Een kracht tot macht. Een macht, tot volbrenging der harmonie; de harmonie van verschillende op zichzelf staande individuen.
      Zooals het in de muziek niet aankomt op ééntonigheid, maar op harmonie van tegenstrijdige accoorden, die in hunne oplossing, geleid door het gevoel van overeenstemming bij den componist, – zooals bij Beethoven en Wagner, – zich tot een kracht ontwikkelen; tot muziek, en als zoodanig macht uitoefent op den hoorder, zóó komt het in de menschen-samenleving, – een vereeniging van op zichzelf staande individuen, – aan op overeenstemming van tegenstrijdige gevoelens en gedachten, die in hunne oplossing, geleid voor het besef van Vrijheid en Noodzakelijkheid zich tot één kracht ontwikkelen.
      Deze kracht nu is het Volk; het gansche Volk; het Wereldvolk.
      De macht die uit deze kracht voortkomt is de Revolutie; de wereld-revolutie.
      Dat is niet een in het wilde omverwerpen van oude standbeelden; het plunderen van huizen; het ophangen van enkele menschen, dat is geen kortstondige uiterlijke verstoring der schijnbare orde; maar de revolutie uit individualisme geboren is ’n innerlijke. Dat beteekent: eene vernietiging der oude gevoelens, gewoonten, gedachten en gebruiken. Een revolutie in den mensch.
      Deze revolutie is streng en religieus.
      Zij is religieus omdat zij den mensch wil erkend zien in zijn verhouding tot het Heelal.
      Zij is religieus, omdat de erkenning van deze verhouding tot het Geheel de leidende vrijheidsgedachte is van het gansche volk, d.i. van het intellectueel- en stoffelijk arbeidende volk.
      Er heeft niets plaats schijnbaar, want de revolutie voltrekt zich te midden der dagelijksche wanorde, die wij staat noemen. De revolutie moet zich innerlijk voltrekken; zij grijpt niet om zich heen; zij verbrandt niet, maar zij verlicht! Ziedaar het echte. De voorwerpen blijven op hun plaats. Alles blijft zooals het was, totdat de mensch innerlijk verzadigd van licht is en zijne individueele kracht een macht is.
      Deze macht is geboren uit de innerlijke drijfveer waardoor de handelingen geschieden. Dan, onmerkbaar, ontstaat uit den chaos, die wij staat noemen, de Harmonie en deze harmonie, die door innerlijke vervorming reeds in de menschheid aanwezig was, gaat geleidelijk op de uiterlijke physinomie der samenleving over.

(Wordt vervolgd.)

      1) In volgende opstellen zal ik de middelen tot het verkrijgen van dit individualisme op practische grondslagen, behandelen.