Album der Natuur/1854/Bloemen onder de Sneeuw, van Hasselt

Uit Wikisource
Bloemen onder de Sneeuw (1854) door Alexander Willem Michiel van Hasselt
'Bloemen onder de Sneeuw' werd gepubliceerd in Album der Natuur (derde jaargang, 1854), p. 94–95. Deze tekst is in het publieke domein.
[ 94 ]
 

BLOEMEN ONDER DE SNEEUW.

 

 

Dr. lortet heeft in de Annales de la societé d'Agriculture van Lyon, de opmerking medegedeeld, dat, als de Soldanella alpina onder de sneeuw bloeit, zij van eene volkomene uitholling in de sneeuw omgeven is. Welligt is dit te verklaren uit de eigene warmte die zich in de bloemen van onderscheidene gewassen ontwikkelt, en welke onder anderen in de bloem der in dit opzigt zoo beroemde Colocasia odora, eene soort van Aronskelk, soms 16° F. van de warmte der overige deelen derzelfde plant verschilt.

Voorbeelden dat bloemen dikwijls meer koude kunnen verdragen, dan men oppervlakkig zoude meenen, worden onder anderen medegedeeld in de Physiologie végétale van decandolle II. p. 877. Deze zag sneeuwklokjes (Galanthus nivalis) geheel van ijs omsloten, zonder dat hunne bloemen daarvan schenen te lijden. De Hazelaar bloeit in Februarij en Maart [1], en verdraagt, volgens heritier, tot 6° C. vorst, zonder daarvan nadeel te ondervinden. Senebier zag bloemen van groote boonen in het najaar aan eene koude van 5° C. vorst, zonder nadeel, blootgesteld. Het winter-hoefblad (Tussilago alba? v H.) verdraagt tot 8° C. vorst.

Mag men niet aannemen, dat de warmte, die zich in de bloemen alzoo ontwikkelt, voor hare verrigtingen nuttig is door haar, eenigermate althans, voor de koude te beschermen?

Ook bij de ontkieming der zaden ontwikkelt zich waarschijnlijk [ 95 ]door dezelfde oorzaak (namelijk de opneming van zuurstof uit den dampkring) warmte; iets, waarvan men zich gemakkelijk kan overtuigen door de vrij sterke warmte te voelen, die zich in een hoop moutend (dat is, ontkiemend) graan ontwikkelt. Mag men ook hierbij niet aannemen, dat deze aldus zich ontwikkelende warmte bij de jeugdige plant de opneming van vochten en de geheele voeding en groei aanmerkelijk bevordert?

Bij de ontbinding van stroo, bladeren enz, en van dierlijke uitwerpselen vormt zich mede warmte door de opneming van zuurstof uit den dampkring. Vandaar het broeijen van den mest. Vandaar ook dat pas bemeste gronden warmer zijn en alzoo krachtiger en sneller den plantengroei bevorderen dan onbemeste gronden. Maar diezelfde warmte doet ook hier nut door de ontbinding verder te bevorderen en het, tot onmiddellijk plantenvoedsel ongeschikte, stroo, blad enz. te doen verteren en tot bruikbare aarde om te scheppen, waardoor weder op nieuw plantaardige deelen en hierdoor ook dierlijke deelen ontstaan, en de schoone omloop aller stoffen in de natuur alzoo krachtdadig bevorderd wordt.

v.H. 
 

 
  1. In den Hortus te Groningen zag ik de St. Lamberts Hazelaar (Corylus tubulosa) reeds op 5 Januarij 1853 met geheel geopende mannelijke bloemkatjes.