Album der Natuur/1860/Vijgenboom
De vijgenboom op de Kanarische eilanden (1860) door Herman Christiaan van Hall |
'De vijgenboom op de Kanarische eilanden,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (negende jaargang (1860), pp. 255-256. Dit werk is in het publieke domein. |
DE VIJGENBOOM OP DE KANARISCHE EILANDEN.
De vijgenboom bereikt op Madera en de Kanarische eilanden eenen aanzienlijken omvang; zijn korte, dikwijls wonderlijk gebogen, gladde, graauwwitte stam draagt eene wijd uitgespreide, digte bladerenkroon Van December tot April bladerloos heeft de vijgenboom, met zijne strak-uitgespreide, witte takken, gedurende den winter een zonderling voorkomen. In het voorjaar komen de bladen langzamerhand te voorschijn, en achter ieder blad komt de aanstaande vijg als een kleine knop voor den dag; deze ontwikkelt zich echter eerst verder, wanneer het blad geheel gevormd is. Bij eenige soorten evenwel komen de aanstaande vijgen der laatste bladeren in hetzelfde jaar niet meer tot ontwikkeling, maar blijven gedurende den winter in den staat van knoppen over, om in het volgende voorjaar tot sappige vruchten op te zwellen. Deze vijgen worden vroegtijdig (reeds in Mei) rijp en staan vrij, daar de bladen, uit wier oksels zij ontsproten, reeds in den herfst zijn afgevallen; terwijl de vijgen van hetzelfde jaar, die in de oksels van bladen zitten, eerst in Julij en volgende maanden voor en na rijp worden. De groote, peervormige, blaauwe vijgen, zijn op Madera de eerste; zij zijn zeer zoet en saprijk. Van Mei tot het begin van December heeft men voortdurend rijpe vijgen, daar deze vruchten niet alle gelijktijdig, maar voor en na van onderen naar boven toe rijp worden[1]. De vijgenboom geeft eenen rijken oogst, daar zich in de oksels van bijna alle bladen vruchten vormen.
[ 256 ]Deze vruchten, die in talrijke verscheidenheden geteeld worden, zijn een belangrijk voedingsmiddel voor de mindere klassen en tevens een gezocht ooft, dat ook op de tafels der aanzienlijken gedurende den zomer 's morgens noch 's middags mag ontbreken. Men heeft op Madera ronde, appelvormige en langwerpige, peervormige vijgen, die bij rijpheid uitwendig geel, roodachtig of violet gekleurd zijn, en ook inwendig verschillende tinten vertoonen. In de aan de noordzijde van Madera gelegene Ponta del gada worden de beste vijgen gekweekt, zij worden echter niet, zoo als dit in het Oosten, in Spanje en Portugal geschiedt, gedroogd en verzonden, maar versch gebruikt. Uit Hierro, het kleinste der Kanarische eilanden, verzendt men sedert eenige jaren gedroogde vijgen, die met de Smyrnasche vijgen in grootte wedijveren, maar deze in zoetheid overtreffen; de Hierro-vijgen bereiken echter Europa niet, maar worden op de Kanarische eilanden zelve verbruikt.
De vijgen bevatten, zooals bekend is, eene groote hoeveelheid kleine, ronde zaden; deze nu zijn bij de Madera-vijgen alle onvruchtbaar, ofschoon de mannelijke bloemen niet ontbreken en in andere zuidelijke landen wel degelijk ontkiembare zaden van vijgen bekend zijn. Men zegt, dat de bevruchting der vijgen door tusschenkomst van een insekt plaats grijpt, dat, van de eene naar de andere bloem kruipende, het stuifmeel overbrengt (de zoogenaamde caprificatio). Zoude dit insekt welligt op Madera niet worden gevonden?—De vijgenboomen worden dan ook op Madera natuurlijk altijd van stekken gekweekt.
- ↑ Het is aan de vruchten van vele boomen in de keerkringslanden eigen, dat zij niet in eens, maar van tijd tot tijd en zoo soms maanden achter elkander, bij gedeelten, rijp worden. De winter-stilstand der vegetatie in koele luchtstreken doet, bij de herleving van den wasdom, al de bloemen van eenen boom en zoo later ook alle zijne vruchten nagenoeg te gelijker tijd tot volkomenheid komen, zoodat de inoogsting in eens plaats heeft.v. H.