Naar inhoud springen

Album der Natuur/1861/Geluidgevend zand

Uit Wikisource
Geluidgevend zand bij de stad Kolberg (1861) door Anne Tjittes Reitsma
'Geluidgevend zand bij de stad Kolberg,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (tiende jaargang (1861), pp. 291-292 . Dit werk is in het publieke domein.
[ 291 ]
 

GELUIDGEVEND ZAND BIJ DE STAD KOLBERG[1] .

 

 

Aan het zeestrand bij Kolberg, ten oosten van de haven, neemt men hetzelfde verschijnsel waar, dat de Schot hugh miller van het eiland Eigg verhaalt, namelijk dat het zand, als men er over gaat, onder zekere omstandigheden geluid geeft. Dr. girschner geeft van dit opmerkelijk verschijnsel het volgende berigt:

«Het Kolberger zand zelf bestaat in zijne grondmassa uit kleine, blinkende bolletjes van wit kwarts; daar tusschen liggen andere van dezelfde grootte, die door ijzeroxyde rood tot bruin toe gekleurd zijn, eindelijk geheel zwarte, insgelijks zeer blinkende van een zeker ijzererts; de laatste kunnen met den magneet aangetrokken worden. Dit schoon gekleurde zand wordt ver weg, zelfs naar Berlijn, als strooizand verzonden. Gaat men nu op zekere tijden (want het verschijnsel [ 292 ]doet zich niet altijd voor) door hetzelve, dan hoort men het een klinkend geluid geven, namelijk als men met den voet in eene scheve rigting stoot, even zoo als miller het beschrijft."

»Na eenige oefening is men in staat, deze merkwaardige toonen zoo luid en schel te laten worden, dat men ze ver af hooren kan. Als mijne kinderen in het zand spelen, noemen zij het «zandmuziek." De voorwaarden, onder welke deze eigenaardige muziek zich voordoet, zijn de navolgende: Vooreerst moeten bij hoogzee de golven der branding over het zand gegaan en het door en door bevochtigd hebben; ten tweede moet onmiddellijk daarop de zon het beschenen en tot de diepte van ongeveer één voet volkomen droog gemaakt hebben. Als deze omstandigheden te zamen treffen, dan wordt het zand één of meerdere dagen lang muzikaal: later gaat dit weder verloren."

»Dat zelfde zand, door den zeewind onmiddellijk daarachter in de duinen opgehoopt, vertoont geen spoor van klank. Ook zal men dien te vergeefs pogen voort te brengen, als de zee langen tijd rustig geweest, het oeverzand van sterken regen doorweekt en dan weder door de zon gedroogd is.—Uit dit alles besluit ik, dat onze zandkorrels, behalve hunne andere eigenaardigheden, eene fijne, vast klevende bedekking van kristallen van zeezout moeten hebben, als zij dat klinkende geluid zullen voortbrengen. Blijven ze langer liggen, dan valt die bedekking er af, of wordt door het regenwater verwijderd. Met deze hypothese schijnt de waarneming van miller in overeenstemming te zijn, dat het oeverzand van het eiland Eigg daar het sterkste geluid gaf, waar onder het drooge en losse zand een zandlaag verborgen was.—Met het zand van Gebel Nakus en insgelijks ook met dat van den Reg-Rawan moet het zeker nog eenigzins anders gesteld zijn."

R.
 

 
  1. Uit petermann's Mittheilungen über wichtige nette Erforschungen auf dem Gesammtgebiete der Geographie, 1859, 3es Heft.