Aldo Camini/Caminoscopie/5

Uit Wikisource
Caminoscopie.
’n Antiphylosofische levensbeschouwing zonder
draad of systeem.
Auteur(s) Aldo Camini
Datum December 1921
Titel ‘Caminoscopie. ’n Antiphylosofische levensbeschouwing zonder draad of systeem’
Tijdschrift De Stijl
Jg, nr, pg 4, 12, 180-182
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron De Stijl. 2. 1921_1932. Complete Reprint 1968, pp. 150-151.
Auteursrecht Publiek domein

[180]

CAMINOSCOPIE

’N ANTIPHYLOSOFISCHE LEVENSBESCHOUWING ZONDER DRAAD OF SYSTEEM DOOR

ALDO CAMINI

X

Hydrologisch hoofdstuk. — Wij zijn ons eerst heden bewust, dat het kleine punt hetwelk wij als tegenstand in den onmetelijken tijd ontmoeten, slechts de projectie is van een onafzienbare rij tegenstanders, wier beschaving juist toereikend was het tot de vorige generatie uit te houden. Zoodra uit deze zwarte rij een levensdefinitie wordt opgeworpen, klettert zij tegen den grond, en laat niets dan een glibberige vlek na, waar de spelende jeugd over struikelt. Het gevaarlijke vergif, dat deze tegenstanders, bij de minste onzer bewegingen gereed houden, teneinde ons er mede te dooden, is het etter uit hun ethische pijpzweer. De verbruikte phrasen, waarmede zij het bestaan hunner annzalige individualiteit trachten te rechtvaardigen, komen neer op de overtuiging, dat onze a-humanistische religie, gevaarlijk is, omdat zij de menschheid als geheel, wel eens ten gronde richten kon. Onder voorwendsel, dat hun behoudzucht een collectiviteit, een massa, geldt, in plaats van hun eigen individualiteit, trachten zij hun hydrolische temperatuur ook aan anderen mede te deelen, door voortdurend verbruikte phrasen over goed en kwaad om zich heen te spuwen. De latijnsche atmosfeer waarin deze dualismen ontstonden, is dik van het pathos der christelijke romantiek. Evenals de godsdienst, is deze ethische houding een vorm van behoudzucht, terwijl toch ieder weet, dat god, de veranderlijke voorstelling is van onze eigen levenskracht (met haar onbegrensde mogelijkheden en afmetingen) en onze onmiddellijke verhouding tot het mechanische heelal. De verschijning der imponderabiliteit in een gestalte1 is evenzeer


1 of: vorm.

180


[181]

geestelijk, a-materieel als grotesk, terwijl het woord en het teeken hun oorsprong vinden in de supra-naturalistische verwondering. De kubisten en futuristen hebben deze verwondering vernieuwd: d. w. z. ten opzichte van een zinlooze levensafstomping, veroorzaakt door het innemen van een quasi-absoluut standpunt in betrekking tot een zich in elkaar verkeerende polariteit.

Het is ons in dit radio-magnetisch oogenblik niet mogelijk tot het archeolitikum terug te keeren. Te lang hebben wij noodig gehad om de rechte lijn van het mes en de lucifer op de steenen handbijl en de vuursteen te veroveren, terwijl de lucht ons geen hindernissen biedt de grootst mogelijke versnellingsspanning rechtlijning te verwerkelijken. Trots al het vergif, waarmede de levens- en ruimteschuwe moralisten ons achtervolgen, verwerkelijkt zich de metaphysiek in de physiek en wel zoo onbetwistbaar klaar en vast, dat alleen de aanname van eene zich in elk ding openbarende voltooingsdrift zulks kan verklaren, doch waarbij het beginsel der verstoring niet uitgesloten is. Zoo moeten wij gretig het inzicht eener simultane contrastwerking als levenstotaliteit aanvaarden, een totaliteit welke wij met ons denkapparaat gedurig van ons trachten af te stooten zonder daardoor onze plaats in de tijdruimte te verliezen.

XI

De mechanische vervorming van natuurlijke organismen en krachten is wettelijk gevolg eener zich buiten en in ons verwerkelijkende meta- of supra-physiek. Welke afmetingen deze heeft, doet hier niets ter zake. Waarschijnlijk zoo weinige, dat wij kunnen spreken van afmetingloos of — even waarschijnlijk — zoo vele, dat elk kompas en elk getal ontoereikend is. Het schijnbaar chaotische, dat deze verwerkelijking in onze tijdruimte-wereld medebrengt, doet velen verschrikt wegvluchten uit het atelier van het universum. Het komt er maar op aan in de uitwerking, de werking te bespeuren,

181


[182]

hetgeen slechts mogelijk is door onze physische gesteldheid als contrast te voelen met de supra-natuurlijke oorzaak of werking. Dit brengt noodzakelijk een nieuwe wijze van denken mede, waarin het ons vergund is, de uiterste polen in een totaalaanschouwing (Identiteit) samen te vatten. M. a. w.: het universum losgemaakt uit zijn kleine, glanzende schroeven en uitgebeeld over een plat oppervlak. Het is aan ons, de constructie naar gelang der doelmatigheid, te wijzigen. Onze nieuwe, prismatische netvliezen, vangen alle beelden op, waarin het leven verschijnt in ontregelmatige orden, van wordende elementen, welke zich gedurig wijzigen, zonder zich tot een bepaalde, vaste gestalte, in ons vast te zetten. Een eeuwigdurig loopend uurwerk, welks wijzers noch definitieve tijd noch definitieve ruimte aanwijzen. Slechts de stoutmoedigheid eener luchtige, vluchtige maar tegelijk diepe en klare doorschouwing, stelt het nieuwe individu, product eener hoogere, anti-dramatische denkwijze, in staat, alle levensverschijnselen, welke zijn rechtlijnigen blik ontmoeten, met een glimlach te beantwoorden. Het is nu direct noodzakelijk, de dramatische levensopvatting los te laten en een nieuw menschentype op te bouwen uit de geestelijke en materieele stoffen van den eigen tijd. Hiertoe is noodig een gewilde onderdrukking van alle romantiek, hetzij in den vorm van ethiek, religie, patriotisme, of socialisme. Onderdrukking van den ernst, voornml. ten opzichte van zichzelf. Al deze romantische ondeugden eener ondergaande, historische, menschheid beletten ten eenemale elke reëele openbaring van onze metaphysische, supra-natuurlijke, geestelijke levenskracht.

[...]

182