Algemeen Handelsblad/1839/Nummer 2351/Amsterdam, Zaturdag 18 Mei/Wij vermeenen het publiek in het algemeen en den zeevarenden in het bijzonder eene dienst te doen

Uit Wikisource
‘Wij vermeenen het publiek in het algemeen en den zeevarenden in het bijzonder eene dienst te doen, door de mededeeling van het onderstaande Extract Rapport der 1ste klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten, […]’ door een anonieme schrijver en G. Vrolik
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, maandag 20 mei 1839, [p. 1]. Publiek domein.

[ 1 ] – Wij vermeenen het publiek in het algemeen en den zeevarenden in het bijzonder eene dienst te doen, door de mededeeling van het onderstaande Extract Rapport der 1ste klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten, door Z. E. den Heere Minister van Binnenlandsche Zaken, belast geweest met het wettig wetenschappelijk onderzoek van den uitgevonden toestel, om allerlei soort van water en vooral het zeewater drinkbaar en gezond te maken, om, vereenigd aan eene scheepskombuis op schepen van alle grootte, gebruikt te kunnen worden, en voor de invoering van welken hier te lande de Heer Pelloutier van Nantes, in dato 15 Jan. ll. een octrooi voor 15 jaren van Z. M. onzen Koning ontvangen heeft.

EXTRACT RAPPORT.

 » Na het aangevoerde kan het niet moeijelijk zijn, om aangaande den toestel van den Heer Pelloutier vast te stellen
 I. Dat de verdienste eener nieuwe uitvinding, strikt genomen, aan de uitvinders van dezen toestel niet kan worden toegekend, daar noch het zuiveren van water door overhaling, noch het koken van spijzen door waterdamp, aan iemand die eenige scheikundige kennis heeft, onbekend is.
 II. Dat evenwel de vereeniging dier beide oogmerken in eenen genoegzaam beknopten vorm voor het gebruik op zeeschepen en met zoodanige besparing van brandstof, als het voornaamste bezwaar wegneemt, in zoo verre nieuw zou mogen genoemd worden, als zulk een toestel tot nu toe noch algemeen bekend, noch algemeen gebruikt, maar door andere blijkbaar minder doelmatige inrigtingen gewoonlijk vervangen is geworden.
 III. Dat de toestel van den Heer Pelloutier verscheidene voordeden vereenigt, als:

a. Eene voordeelige plaatsing van den vuurhaard, waardoor de grootst mogelijke hoeveelheid warmtestof, die van eene bepaalde hoeveelheid brandstof verkregen wordt, nuttig wordt aangewend. Dit maakt het mogelijk en waarschijnlijk, dat de brandstof bij deze inrigting van de scheepskeuken noodzakelijk niet, althans niet belangrijk, grooter is, dan bij de gewone inrigting van de scheepskeuken, die geen gezuiverd water oplevert.
b. De spijsbereiding door den waterdamp, die te gelijker tijd voordeelig is, voor zoo ver dezelve geen afzonderlijk vuur vereischt, en tevens geenen onaangenamen of brandigen bijsmaak kan verwekken.
c. Maar vooral door het bekomen van eene ruime hoeveelheid zuiver water tot alle einden aan te wenden, welke voor de gezondheid en het genoegen der equipage en voor den onafgebroken voortgang der reize van het grootste gewigt moet zijn.

 IV. Gekommitteerden vermeenen alzoo dat het bezit van zoodanigen toestel voor alle zeeschepen eene wezenlijke aanwinst te achten zij, en dat de uitvinders alzoo van den kant der Regering en der commerciele Marine aanmoediging verdienen.”

(Was get.) G. VROLIK, 
Secretaris der Eerste Klasse van het Kon. Ned Instituut. 

 NB. Bij alle bovenaangevoerde voordeelen moet het zeer aanzienlijke van de aanwinst van scheepsruimte, nu gebezigd voor berging der benoodigde waterkisten en vaten, gevoegd worden.