Naar inhoud springen

Amigoe di Curaçao/Jaargang 38/Nummer 1944/Dr. P.J.H. Cuypers

Uit Wikisource
Dr. P. J. H. Cuypers [1]
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 16 april 1921
Titel Dr. P. J. H. Cuypers. I
Tijdschrift Amigoe di Curaçao
Jg, nr, pg 38, 1944, [2]
Opmerkingen Pierre Cuypers vermeld als P.J.H. Cuypers
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Dr. P. J. H. Cuypers.

I.

      Dr. P. J. H. Cuypers is den 3den Maart te Roermond op 94 jarigen leeftijd overleden.
      Neerland’s groote kunstenaar, wiens naam door heel de wereld een roep van bewondering heeft, is niet meer.
      Een van Neerland’s beste kunstenaars is heengegaan, een bouwheer van buitengewone grootte, wiens roemvolle naam wordt uitgeroepen door de tallooze kerken en monumenten, door den scheppenden kunstenaar in eigen meesterstijl over heel het land opgericht of gerestaureerd.
      Te loquuntur saxa! „van u spreken de steenen”. Deze lofspreuk, gegrift op een reuzenpoort te Salzburg, zou geschikt aangebracht kunnen worden op het voetstuk van het standbeeld, dat eventueel ter eere van haar roemrijken zoon door de dankbare stad Roermond mocht worden opgericht op het Roermondsche Munsterplein, in de schaduw van de eenige Roermondsche Munsterkerk.
      Van u spreken de steenen! Ja, maar van u spreken ook de harten van de talloos velen in en buiten ons kleine landje, die uw schoonheidsscheppingen mochten leeren waardeeren, van de tienduizenden, die in uw bedehuizen, vrucht van uw medeteerenden, naar omhoog strevenden geest, ook hebben leeren bidden en mediteeren en liefhebben den God onzer Altaren, aan Wien gij bijna een eeuw lang heel uw machtigen arbeid hebt gewijd.
      Thans is zijn onvermoeibare arbeidskracht stil gelegd.
      Maar hierboven moge de Heer der heerscharen hem rijkelijk loonen door de aanschouwing der eindelooze Goddelijke schoonheid, waarvan hij in zijn levenswerk een afstraling heeft gegeven.
      Dr. Petrus Josephus Hubertus Cuypers werd in 1827 te Roermond geboren. Na opleiding in het stedelijk College te Roermond, maakte hij zijn studiën aan de Kon. Academie voor Schoone Kunsten te Antwerpen, waar hij in 1849 den prix d’excellence en het diploma van architect verwierf; hij maakte kunstreizen door Frankrijk en Duitschland en vestigde zich te Roermond.
      Later werden weer kunstreizen ondernomen door een groot aantal landen, waarna Dr. Cuypers zich te Amsterdam als architect vestigde en aldaar leeraar werd aan de Normaalschool en Kunst-Nijverheidsschool, architect der Rijksmuseumgebouwen ef Rijks-adviseur voor de monumenten van Geschiedenis en Kunst. Tevens werd hij Dom-Bouwmeester van de St. Martin te Mainz. (Duitschland.)
      Van Amsterdam vertrok Dr. Cuypers weer naar Roermond, waar hij zich vestigde als firmant der kunstwerkplaatsen Cuypers en Co.
      Tot zijn voornaamste werken behooren de herstelling van de Kathedraal van Mainz, St. Servaas en O. L. V. kerk te Maastricht, O. L. V. Munsterkerk te Roermond en vele andere kerken, het Huis ter Haar en vele burgerlijke gebouwen in Nederland en in het buitenland. Hij bouwde de Kathedraal te Breda, de Willibrorduskerk, Kerk van den H. Dominicus, Kerk van O. L. Vn Onbevl. Ontv., Kerk H. Hart, Centraalstation, Rijksmuseum te Amsterdam en eene menigte kerken en andere gebouwen, zoowel in ons land als in het buitenland.
      Een massa eereteekenen en onderscheidingen vielen den overledene ten deel. Hij was: commandeur in de orde van den Nederl. Leeuw, grootofficier in de orde van Isabella la Catholica, officier van het Legioen van Eer, ridder in de orde van den H. Gregorius den Grooten, ridder in de orde van de Eikenkroon, en van de meeste Europeesche ridderorden. Hij was doctor honoris causa van drie Universiteiten, Royal Gold medalist of the Royal Institute of British architects, Membre Associé de l’lnstitut de France, vice-president der bouwkundige jury van groep II, en der hoogste jury op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1900; voorzitter van de jury in den in den prijskamp (Prix de Rome) der Schoone Bouwkunst bij de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, en van de Technische Commissie voor de veredeling van het ambacht; eerelid van het bestuur vah het Kon. Oudheidk. Genootschap te Amsterdam, la Société des Architectes Français te Parijs, la Société des Architectes Français du Nord de la France; Architectura et Amicitia te Amsterdam; lid van de academie van Beeldende Kunsten van Weenen, Petersburg, München, Berlijn, Stockholm, Brussel, Antwerpen, New-York, Philadelphia; membre de l’Académie d’Archéologie à Bruxelles; id. du comité permanent pour le congrés international des Architectes à Paris; lid van de commissie voor de herstelling van de grafelijke zalen op het Binnenhof te ’s-Gravenhage; hij was van 1891 – 1896 lid van den gemeenteraad te Amsterdam, daarna van dien te Roermond; medeoprichter van de Gilde St. Luc van St. Thomas te Gent en de Kunstnijverheid „Quellinusschool” te Amsterdam.
      De eeuwig-jonge grijsaard heeft tot in verren ouderdom steeds gewerkt met de frischheid van de jeugd. De jaren hadden geen vat op zijn werklust, inspiratie en energie.
      Niet omdat de jaren stegen en het lichaam verouderde, bleef de geest bij het oude en profeteerde dat als het alleen goede. Neen, zoo iemand, dan heeft Dr. Cuipers niet enkel in de leiding op zijn kunstinrichting, maar ook in zijn bouwwerken getoond, andere kunstvormen te kennen en te beminnen, met zijn tijd ook te kunnen meegaan. Hij heeft bewezen, dat zijn geest in staat was, de grootheid en breedheid van inzicht te bezitten, om zich te verjongen met nieuwere tijden en nieuwere kunstbegrippen.
      Behalve een groot kunstenaar was de overledene een man vol diepen godsdienstzin en een warmvoelend katholiek.
Ter gelegenheid van de viering van zijn 90sten verjaardag in het Rijksmuseum bracht hij in zijn woord van dank, voor de hem bewezen eer en hulde, op de eerste plaats zijn innigsten dank aan God.
      „Wanneer ik – aldus toen Dr. Cuypers – op het gebied der kunst iets goed heb gedaan, dan komt daarvoor in de eerste plaats lof toe aan God, den Oppersten Bouwheer, Wiens heerlijkheid zich afspiegelt in de werken Zijner handen, aan Hem, den Oppersten Kunstenaar.
      „In Hem de onvergankelijke bron van alles, wat waar, goed en schoon is, heb ik mijn kracht gevonden. Dank aan Hem, die mij schonk werklust, levenskracht en bezieling. Dank aan Hem, die mij deed vinden het vertrouwen en de waardeering noodig voor het vervullen van mijn levenstaak.”
      Dr. Cuijpers is niet meer. In hem verliest Nederland een zijner allergrootste mannen. Wat hij wrochtte zal zijn herinnering levendig houden tot in verre nageslachten.

(Wordt vervolgd.)      

Overige vindplaatsen

[bewerken]