[1]
[...]
Donderdagmorgen omstreeks half een is te Roermond in den ouderdom van bijna 94 jaren overleden, de vermaarde Rijksbouwmeester Dr. Petrus Josephus Hubertus Cuypers, na tijdig voorzien te zijn van de laatste H. Sacramenten.
Neerlands groote kunstenaar, wiens naam door heel de wereld een roep van bewondering heeft, is niet meer.
Nog pas, slechts enkele jaren geleden, ’t was in 1917, is de negentigste verjaardag van den meester, niet met groot uiterlijk vertoon – de tijden waren daar niet voor – maar met hartelijkheid, eerbied en waardeering herdacht en gevierd.
En Roermond had daarbij zijn grooten zoon en burger niet vergeten; steeds heeft deze stad getoond hoe trotsch ze was op haar eereburger, wiens fijn-getoetste en eerbiedvolle restauratiekunst in de heerlijke Munsterkerk met de schoonste en meest sprekende voorbeelden blijft getuigen tot het nageslacht.
Petrus Josephus Hubertus Cuypers werd op 16 Mei 1827 te Roermond geboren als jongste der negen kinderen van den kerkschilder Johannes Hubertus Cuypers en Johanna Maria Bex.
Als jongeling maakt hij de klassen af van het college te Roermond, waarna hij zijn studiën voortzette aan de Academie te Antwerpen, alwaar hij den prijs van uitnemendheid behaalde, en het diploma als architect verwierf in 1849. Vanaf dit jaartal begon zijn loopbaan als bouwmeester van tal van voorname werken. Vooral de werken der eerste jaren zijn velen bouwkundigen van heden, voor zoover zij niet tot zijne oudere leerlingen hebben behoord, over ’t algemeen minder bekend, hoewel toen reeds originaliteit en frischheid daaruit spraken.
In 1850 bouwde hij de pastorie te Venray, wat een baksteenbouw was van symmetrischen aanleg. In 1875 maakte hij een studie-ontwerp voor de Restauratie van de heerlijke O. L. V. Munsterkerk te Roermond. Daarna ondernam hij een studiereis naar Keulen, Bonn, Xanten en Calcar. Deze reis verruimde den blik van den jeugdigen architect in hooge mate, zoodat hij allengs zich onafhankelijk maakte van de leer zijner professoren en een eigen oordeel vormde. Daardoor ondervond al terstond het ontwerp van het herstellingsplan der Munsterkerk bij meerdere kunstliefhebbers te Roermond bestrijding. De tegenkanting eindigde eerst toen de archeoloog Dr. Bock uit Aken, de Dombouwmeester Statz uit Keulen en Viollet-Le-Duc uit Parijs naar Roermond kwamen, en den jongen architect in het gelijk stelden. In 1858 volgde de nieuwe kerk te Oeffelt, in 1854 het ontwerp voor de restauratie der oude abdijkerk te Rolduc, in 1856 de kerk en klooster der Dominicanen te Huissen en in 1857 de hoofdkerk van den H. Martinus te Wijck-Maastricht. In datzelfde jaar ondernam de kloeke bouwmeester nog 4 werken, n.l. de kerken te Deurne, Echt, Sittard en Pey.
Het zou inderdaad voor een nieuwsblad alle kolommen vragen, wilden wij een
[2]
overzicht geven van de talrijke kerken, scholen, pastorieën, kapellen, gestichten en andere belangrijke monumenten in de opvolgende jaren door Dr. Cuypers ontworpen en gebouwd. Tot de voornaamste behooren de kerken van St. Willibordus, St. Dominicus, St. Barbara, H. Hart van Jezus, St. Magdalena en ’t nieuwe Centraal Station, alle te Amsterdam. – De kerken van St. Lambertus te Veghel, St. Hippolytus te Delft, St. Jacob te Den Haag, Kathedraal van Breda, Kerk van ’t Heilig Hart te Tilburg, St. Catharina te Eindhoven, St. Martinus en St. Josephkerk te Groningen, St. Bonifacius kerk te Leeuwarden, St. Martinus te Sneek, St. Augustinus te Nijmegen, Heilig Hart te Helmond, en een groot aantal kerken nog in Nederland, Duitschland en België. In het jaar 1872 o. a. ondernam hij in Mainz de herstelling der St. Martinuskerk, het St. Jozefs-gezellenhuis en de Stephanus- en St. Quentinuskerken. – Nog heeft de bouwkunst aan hem te danken de groote restauratie van de werken van St. Servaas en O. L. Vrouw te Maastricht, van de abdij Rolduc; van kerken en kasteelen in Beieren, van ’t bekende kasteel Haarzuylen in Utrecht; het Rijksmuseum te Anjsterdam; St. Jozefkerk te Brussel; Kathedraal van Worms, eene kerk te Frederikshaldin Noorwegen. – Wij deden slechts een greep uit het verbluffende aantal, en hebben niet zoozeer gelet op de volgorde.
Een zijner laatste werken is het herstel en de bijbouw-in-stijl van het middeleeuwsche dorpskerkje te Asselt geweest.
In 1853 richtte dr. Cuypers zijn wijd vermaarde kunstwerkplaatsen op te Roermond.
Hij was leeraar aan de Rijksnormaalschool voor teekenaars te Amsterdam.
Zoowel de Universiteit te Utrecht, als de Technische Hoogeschool te Delft, benoemden hem tot eere-doctor.
Hij was commandeur in de orde van den Ned. Leeuw, groot-officier in de orde van Oranje-Nassau; droeg de gouden eere-medaille voor Kunst en Wetenschappen van de huisorde van Oranje; was ridder der orde van de Eikenkroon van Luxemburg; was officier in het Legioen van Eer van Frankrijk; commandeur in de orde van den H. Gregorius den Groote van den H. Stoel en commandeur in de orde van Isabella la Catolica van Spanje.
Doctor Cuypers trad in het huwelijk in het paar 1859 met Mejuffrouw Antoinetta Catharina Theresia Alberdingk Thijm, de dochter van den verdienstelijken Nederl. Letterkundige Jos. A. Alberdingk Thijm. Buiten de kunst en den overstelpenden arbeid leidde hij een leven vol ernst en godsvrucht.
Behalve een groot kunstenaar was de overledene een man vol diepen godsdienstzin en een warmvoelend katholiek.
We herinneren ons nog hoe hij ter gelegenheid van de viering van zijn 90sten verjaardag in het Rijksmuseum in zijn woord van dank, voor de hem bewezen eer en hulde, op de eerste plaats zijn innigsten dank bracht aan God.
„Wanneer ik – aldus toen Dr. Cuypers – op het gebied der kunst iets goed heb gedaan, dan komt daarvoor in de eerste plaats lof toe aan God, den Oppersten Bouwheer, Wiens heerlijkheid zich afspieglt in de werken Zijner handen, aan Hem, den Oppersten Kunstenaar.
„In Hem de onvergankelijke bron van alles, wat waar, goed en schoon is, heb ik mijn kracht gevonden. Dank aan Hem die mij schonk werklust, levenskracht en bezieling. Dank aan Hem, die mij deed vinden het vertrouwen en de waardeering noodig voor het vervullen van mijn levenstaak”.
Dr. Cuijpers is niet meer. In hem verliest Nederland een zijner allergrootste mannen. Wat hij wrochtte zal zijn herinnering levendig houden tot in verre nageslachten.
Men meldt nog uit Roermond dd. 3 Maart:
Het stoffelijk overschot van Dr. P. J. H. Cuypers, gehuld in de witte pij der Dominicanen met zwart overkleed, rust op een praalbed in een tot chapelle ardente ingerichte zaal zijner woning. Het uiterlijk van den grijsaard is weinig veranderd; alleen het gelaat is ietwat meer uitgeteerd. De trekken zijn vredig, en kalm gebleven.
De overledene had als lid der Derde Orde van den H. Dominicus het verlangen te kennen gegeven om in deze religieuse kleedij te worden begraven.
Op zijn ziekbed had hij meerdere schikkingen getroffen. Voor zijn lijkkist had hij zelf het plan op papier gebracht en aanwijzingen gegeven omtrent kleur en vorm. Meermalen had de overledene den wepsch geuit op 3 Maart, den dag van zijn huwelijk in 1859 met Antoinette Alberdingk Thym, te mogen sterven. Zijn wensch werd vervuld. Geheel vertrouwd met den dood en volkomen overgegeven aan Gods H. Wil heeft hij zonder vreeze zijn laatste oogenblik afgewacht.
De lijkdienst heeft plaats op heden Zaterdag 5 Maart in de Kathedrale Kerk te Roermond om half elf, waarna de begrafnis in den familiegrafkelder aan de Kapel in ’t Zand.
|