Naar inhoud springen

Anoniem/De stijl der toekomst

Uit Wikisource
De stijl der toekomst
Auteur(s) Anoniem
Datum Donderdag 10 januari 1918
Titel De stijl der toekomst
Krant Amersfoortsche Courant
Jg, nr 68, 8977
Editie, pg [Dag, 3]
Opmerkingen Verslag van de lezing De stijl der toekomst van Theo van Doesburg; Hendrik Petrus Berlage vermeld als Berlage, Lodewijk van Deyssel als Van Deyssel, Michelangelo Buonarroti als Michel Angelo
Brontaal Nederlands
Bron www.archiefeemland.nl
Auteursrecht Publiek domein

De stijl der toekomst.


      Voor de Vereeniging tot het houden van kunstbeschouwingen enz,, heeft Dinsdagavond in den foyer van »Amicitia«, de heer Theo van Doesburg, van Leiden, een voordracht, met lichtbeelden, gehouden over »De stijl der Toekomst«
      Sinds de laatste tien jaren, aldus spreker, is een bepaald streven in de beeldende kunsten, in de architectuur, beeldhouw- en schilderkunst merkbaar. Naast het archeologisch beursgebouw van Berlage te Amsterdam is een modern beursgebouw verrezen, de musea van oude kunst missen belangstelling, welke zich verplaatst naar de exposities van moderne werken. Er gaat een strijd over het geheele terrein der beeldende kunst, welke zich niet alleen bepaald tot Europa, doch ook zich uitstrekt tot Amerika en na den oorlog nog feller zal opvlammen.
      De heer Van Doesburg zeide zich tot taak gesteld te hebben in korte trekken de beteekenis en het doel van dit nieuwe streven in de beeldende kunsten uit een te zetten.
      Reeds omstreeks 1880 had een reactie plaats, die echter een plaatselijk karakter droeg en niet alle takken van beeldende kunst omvatte. Alleen de schilderkunst en de poësie waren er bij betrokken door Vincent van Gogh, de Marissen en Van Deyssel.
      Hun doel was, voor hun deel, de beeldende kunst te zuiveren en in nieuwe banen te leiden. Zij streefden na het »l’art pour l’art«.
      De taak van de kunst is te voorzien in de aesthetische behoeften. Die behoeften zijn van geestelijken aard, de kunst heeft zich dus te bewegen op aesthetisch, geestelijk terrein. Een kunstwerk, dat een andere beteekenis heeft dan een aesthetische, is of onzuiver of geen kunstwerk. Het kunstwerk moet soms zich zelfs wille voldoen. Of de schilder een emotie geeft, zegt niets omtrent de waarde van een werk uit een kunst-oogpunt, omdat dit geheel afhangt van den aard van het werk en van den kunstenaar. Een kunstwerk toch ervaart geheel anders dan een niet kunstenaar, zooals de tuinman een boom anders ziet als een botanicus en die weer anders als een houtkooper. De kunstenaar ziet een boom volgens de kunst, voor hem is de boom een probleem van licht- en schaduwverhoudingen. Zijn ervaringen in aesthetisch opzicht zetten den boom om in stijl. Hij geeft zijn aesthetische ervaring van den boom, hij brengt den boom opnieuw voort en dat voortbrengen heeft een geestelijke beteekenis.
      Het wereldbeeld langs aesthetischen weg, dus volgens de kunst te verklaren, is de strijd, die de kunst in Europa en Amerika beheerscht. Die strijd is een ontwikkelingsfaze in de kunst.
      Komende uit een tijd van stijl uit de natuur, zullen we den abstracten stijl van thans niet geheel begrijpen, al zal men inzien, dat ’t heen moet naar een stijl, die is een uiting van vorm van onzen modernen tijdgeest.
      De verschijnselen wijzen er op, dat we ons inzake de kunst zullen losmaken van wat de kunstuiting sinds de Renaissance en onder invloed van het Hellenisme vergiftigt.
      Als meest primitieve uiting van kunst kan beschouwd worden, wat geboren is uit de uitsluitend zintuigelijke waarneming van het object, de physieke uitdrukking dus, een stijl aangeduid als de physeo-plastische. Op het primaire tijdperk van de physio-plastiek, waarbij de kunstuiting zich bepaalde tot het eenvoudig weergeven van een rendier b.v., volgt de neolytische periode, waarin de kunstenaar geeft, wat hij bij het zien van een object heeft gevoeld en gedacht, dat zijn oordeel is, zijn idee. Die uitdrukking van de idee wordt genoemd de ideo-plastiek. Deze twee hoofdbegrippen, de physeo-plastiek en de ideo-plastiek loopen door de kunst van alle eeuwen heen en vinden we ook nu terug. De toekomstige ontwikkeling van de kunst gaat in de richting van het uitsluitend ideo-plastische.
      ’t Hangt van de idee af of ’t kunstwerk zich als kunstwerk zal openbaren. Is de idee aesthetisch, dan zal het kunstwerk en daardoor de kunst, waarvan ’t een uiting is, zich als stijl openbaren.
      Gaan we de kunstuitingen in den loop der eeuwen na, dan ontdekken we in de Assyrische en Egyptische kunst, de ideo-plastiek. Nergens dringt het lichamelijke, dat ’t kenmerkend is van de physeo-plastiek op den voorgrond, doch uitsluitend het geestelijke. ’t Meest komt dit tot uiting in de pyramiden, die een zeer aesthetischen indruk geven. De Egyptische kunst is uit de diepste levensverinnerlijking voortgekomen.
      Het aesthetisch moment is het oogenblik, waarop de kunst in evenwicht is met ons zelve en de wereld. Die evenwichtigheid heeft de Egyptische kunst, de Egyptische stijl, volkomen bereikt.
      Een geheel anderen indruk geven de Grieksche tempel en sculptuur, die uitdrukking zijn niet van het ideo, doch van het physeo-plastische. Onder den invloed van het Christendom keert de beeldende kunst min of meer terug tot de ideo-plastiek, al blijft ook het Hellenisme in de kunst behouden. Bij Michel Angelo treedt de ideo-plastiek al zeer sterk op den voorgrond. Onder invloed van de Renaissance ging in ’t bijzonder de beeldhouwkunst geheel op in de physeo-plastiek en zij ’t ook in iets mindere mate, de schilderkunst. Tot de schildres, die zich ten deele daaruit losgewerkt hebben en aesthetische kunst gaven, mag Rembrandt gerekend worden. Zijn »Joodsch Bruidje« is van de ideo-plastische richting in zijn kunst een bewijs.
      In de 19e eeuw is, wat onder den invloed van de Grieksche physeo-plastiek, als kunst werd voortgebracht, slechts schijn-kunst. De klassieke stijl kan niet overgeplaatst in een anderen tijd, wijl hij een uiting is van zijn tijd. De tijd van de 19e eeuw had een eigen stijl moeten hebben, dan alleen zou werkelijke kunst kunnen zijn voortgebracht.
      Het gemis aan eigen stijl heeft zich doen gevoelen tot voor misschien een paar tientallen jaren. De bouwkunst miste tot Berlage toe elk elementair beginsel van stijl, als uitings-vorm van onzen modernen tijd. De beeldhouwkunst evenzeer, de schilderkunst produceerde voor de markt.
      Vincent van Gogh is een van de pioniers geweest, die aan dezen bedroevenden toestand in de kunst, een einde maakten. De pogingen door anderen gedaan tot herstel van de monumentale kunst moesten mislukken, omdat zij steunden op tradities uit vroegeren tijd. Slechts uit een krachtige reactie, met verwerping van het oude, op de wijze van uitdrukking, konden een gezonde vorm en stijl ontstaan. De laatste tien jaren is die reactie bezig zich te voltrekken. Paul Seran en Van Gogh kwamen tot een nieuwen vorm, die voldoet aan aan de uit een esthetisch oogpunt te stellen eischen. Hun werken zijn, met verwaarloozen, van de ondergeschikte dingen, geworden tot kunstwerken van ideo-plastiek. In hun werken komt tot uitdrukking hun wijze van zien, het wezen, dat zich uitdrukt in den vorm. Zij en die na hen gekomen zijn, zoeken tot uiting te brengen onze moderne cultuur in al haar grootheid, al het dynamische. De accent moet daarbij gelegd op het volmaakte, zooals naar het volmaakte gestreefd wordt in al het andere, dat de cultuur ons bracht. In de techniek wordt niets teruggevonden in het product van den natuurstaat van het oorspronkelijke. Waarom zou ook de kunst, stevende naar het volmaakte, zich niet richten naar nieuwe uitingsvormen, waarvan de producten, de kunstwerken, niets meer gemeen hebben met het natuurlijke, het oorspronkelijke? Er is een geestelijke associatie, een bepaalde vorm, waarin de moderne tijdgeest, de inhoud van den tijd, tot uiting komt. Die vorm uit zich ook in de kunst. die vorm zal zijn de stijl der toekomst.
      De kunstenaar ontleedt de natuur niet, doch beeldt haar om, herleidt haar tot het elementaire zien en het beeld uit dat zien voortgekomen is een kunstwerk. De tijd van af- of uitbeelden is voorbij, de kunstenaar zoekt de ombeelding van de realiteit. In dit stadium gaat de beeldende kunst uit de physeo- naar de ideo-plastiek. Uit het stadium van de uitbeelding komt de kunst nu in dat van de bewuste ombeelding.
      Thans is de tijd aangekomen, dat schilderkunst, beeldhouw- en bouwkunst een eenheid moeten gaan vormen, dat zij te samen geven een algemeenen monumentalen vorm van den tijdsinhoud. Zoover zijn we nog niet. ’t Moet groeien tot een zoo volmaakt mogelijke vorm bereikt is. ’t Gaat reeds in die richting, in de bouwkunst komt het zuiver architectonisch besef, de stijl, waarin de aesthetische idee ten grondslag ligt, steeds meer tot uiting, de beeldhouwkunst volgt. En ook de schilderkunst. De overwinning ten slotte zal niet zonder strijd bereikt worden. Zoodra dit vernietigingstijdperk voorbij is en een opbouwend aanbreekt, zal de strijd op dit terrein feller dan ooit zijn. Doch er zal dan tevens gelegenheid gevonden worden, om de verbroederingsgedachte ook in de beeldende kunst op monumentale wijze tot uiting te brengen.


      Na deze inleiding werden een groot aantal lichtbeelden van physeo-plastieke, ideo-plastieke, impressionistische en kubistische kunstwerken vertoond om het gesprokene nader te illustreeren.