Architectura/Jaargang 5/Nummer 6/Technische Vakvereeniging

Uit Wikisource
‘Technische Vakvereeniging. (Goedgekeurd bij Koninkl. besluit d.d. 24 Juni 1896). Verslag van de Algemeene Ledenvergad., gehouden 20 Dec. 1896, te ’s Gravenhage’ door Bern.W.C. Emons, President, P. Schotel Jr., 1e Secretaris
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 6 (zaterdag 6 februari 1897), p. 37-38. Publiek domein.

[ 37 ]

TECH­NI­SCHE VAK­VER­EE­NI­GING. (Goed­ge­keurd bij Ko­ninkl. be­sluit d.d. 24 Ju­ni 1896).   ver­slag van de al­ge­mee­ne le­den­ver­gad., ge­hou­den 20 dec. 1896, te ’s gra­ven­ha­ge.

 Aanwezig 39 leden. Na de opening der vergadering wijst de president op het feit dat de T. V. zich mag verheugen in een grooten bloei. Steeds veld winnende, hebben wij getracht onze vleugelen naar buiten uitteslaan, met dat gevolg, dat te utrecht op eene vergadering den 2en dec. aldaar gehouden, eene 4e afdeeling kon worden opgericht. Ook in brabant werd propaganda gemaakt; het resultaat hiervan was hoewel betrekkelijk gunstig, (6 leden werden gewonnen) tot heden niet van dien aard, dat aldaar eene afdeeling kon worden gesticht. De President brengt hulde aan de Heeren oprichters der Vereeniging, betuigt hen, in naam der Vereeniging, zijn welgemeenden dank en hoopt dat zij steunpilaren onzer Vereeniging blijven mogen. (Applaus.) Hoewel de algemeene kas der Vereeniging er niet schitterend bijstond, meende het Hoofdbestuur te moeten zwichten voor de vele aanzoeken een prijsvraag uitteschrijven voor een Bewijs van Lidmaatschap onzer Vereeniging. Met het oog op de kosten, besloot men de Jury te kiezen uit eigen boezem en werden daartoe benoemd de H[.]H. o. l. veenstra te amsterdam, g. h. adema te ’s hage en a. koopman te utrecht. Na de bekroning zullen de ingekomen ontwerpen in de verschillende afdeelingen tentoongesteld worden. Op een vraag van den President, waar de volgende Algem. Ledenvergadering zal gehouden worden, wordt besloten deze te doen plaats hebben te amsterdam.
 Alsnu is aan het woord de heer couturier, de leider van het Centraal-Bureau van Plaatsing te amsterdam. Het trok zijne aandacht hoe reeds bij de geboorte onzer Vereeniging, het instellen van een informatie-bureau in alle afdeelingen gereede instemming vond. In iedere afdeeling werd een lid aangewezen, die zich zou belasten met de werkzaamheden, aan dat bureau verbonden[.] Nog zeer kort bestond dit informatie-bureau, of men smaakte reeds het genoegen eenige leden in het verkrijgen eener functie behulpzaam te zijn. Op de 1e vergadering van het Hoofdbestuur (den 27en augustus j.l.) kon men er op wijzen, dat reeds aan 9 leden eene functie werd bezorgd. In dien tusschentijd werd onderhandeld met de Maatschappij tot Bev. van Bouwkunst, met dat gevolg, dat, wat het Bureau van Plaatsing betreft, samenwerking met haar werd verkregen en gelukte het ons, de Redactiën van De Opmerker, De Ambachtsman en het orgaan van Architectura et Amicitia er toe te bewegen, wekelijks, tegen eene kleine vergoeding, eene rubriek „werkzoekenden” onder het hoofd „Technische Vakvereeniging” in hunne bladen op te nemen.
 Verder werd het informatie-bureau van de afdeeling amsterdam benoemd tot Centraal-bureau en werden 1000 stuks circulaires verspreid onder de leden en onder H.H. Architecten, Machine-fabrikanten, Ingenieurs enz., ten einde meerdere bekendheid aan het Bureau van Plaatsing te geven.
 Vervolgens vestigt spreker de aandacht op eenige bevindingen: zooals slechte salarieering van goede vakmannen. Ligt het niet, vraagt spreker, in [ 38 ]de naaste toekomst op den weg onzer Vereeniging een ernstig woord van protest tegen zulke wanverhoudingen te laten hooren? Steunt ons met alle macht, die in u is[.] Wanneer eenmaal de T[.] V. V. 10 of 100—tallen van leden sterk is, zooals we nu eenheden tellen en de T. V. V. over geheel nederland is verspreid, wanneer dan die breede schare van mannen staande tusschen patroon en werkman een macht zal zijn, waarmede rekening moet gehouden worden, welnu, dan zal het informatie—bureau een overvloed van gegevens bezitten — dan is het niet alleen een Bureau van Plaatsing, maar een informatie-bureau in den uitgebreidsten zin van het woord.
 Nog heeft spreker een treurige ervaring opgedaan, nl. dat zij, die door tusschenkomst van het Bur. v. Pl. eene functie verkregen, het meestal niet eens de moeite waard achten, zulks te melden aan een der Bureaux of aan het Hoofd-Bureau, wat natuurlijk aanleiding geeft tot noodelooze onkosten en verwarring en, op zijn zachtst uitgedrukt, onbeleefd is. Ten slotte brengt hij in rondvraag of het wensrhelijk geacht wordt den Leden, welke met succes van het informatie-bureau gebruik maken, eene kleine bijdrage te doen storten voor dekking van ten zijnen behoeve gemaakte kosten[.]
 Een luid en herhaald applaus getuigt van de algemeene instemming met de woorden van den heer couturier.
 De Heer van wuijckhuise betuigt zijne sympathie met het gehoorde en noemt het een bewijs van de gedruktheid van den opzichtersstand.
 De President neemt de vraag over van den Heer couturier of het billijk geacht wordt hem, die door tusschenkomst van het informatie-bureau eene functie verkrijgt, eene kleine bijdrage te doen storten. De meeningen hierover loopen eenigszins uiteen: de een wil hen niet laten betalen, doch zoo zij geen lid zijn der T. V. V. hen de verplichting opleggen lid te worden, een ander wil niet-leden in het geheel niet helpen enz. Besloten wordt dat leden en niet-leden het recht hebben kosteloos vau het informatie-bureau gebruik te maken, onder beding, dat leden steeds voorgaan, terwijl niet-leden slechts eenmaal zullen worden geholpen.
 Verder zullen de afdeelingen, afgezonderd van het door hen verschuldigde aan de kas der Vereeniging alle kosten van het informatie-bureau met het Hoofdbestuur hoofdelijk dragen.
 Alsnu is aan de orde punt 4 der Agenda: „Loting voor eene Commissie tot nazien der rekening en verantwoording van den Penningmeester.”
 De heer van wuijckhuise protesteert daartegen, omdat dat eene handeling zou zijn door het Huishoudelijk Reglement voorgeschreven. In dit reglement komen z. i . eenige art. voor, welke in strijd zijn met de statuten, tengevolge waarvan in principe iets te niet wordt gedaan [1], zoodat dus het H. R., volgens den Heer v. w., niet mag worden toegepast.
 Deze woorden geven aanleiding tot een levendig debat, waaruit blijkt dat eenige Haagsche leden ontevreden zijn, omdat het Huish. Reglem. met de wijzigingen van het Hoofdbestuur niet aan de goedkeuring der leden van de afd. den haag werd onderworpen, alvorens het gedrukt werd. De President wijst er op, dat het Hoofdbestuur het Huish. Reglem. (met de wijzigingen van het Hoofdbestuur) aan het bestuur der afd. den haag gezonden heeft, alvorens het te drukken. Dat het Haagsche bestuur dit op zijne bestuursvergadering behandelde en niet op de ledenvergadering is niet te wijten aan het Hoofdbestuur.
 De heer henning, 1e Secretaris van de afd. den haag, leest een schrijven voor van den 2en Secretaris van het Hoofdbestuur, welk schrijven het Haagsche bestuur in den waan heeft gebracht, dat dit onderzoek van het H. R. eene voorloopige werkzaamheid was, zoodat het later weer bij hen terug zou komen alvorens het gedrukt werd, terwijl het Hoofdbestuur het niet als zoodanig bedoelde.
 In stemming gebracht, wordt het Huish. Reglem. geaccepteerd met 26 tegen 10 stemmen, terwijl 3 stemmen blanco werden uitgebracht.
 De Heer van wuijckhuise vraagt herziening van het Huish. Reglem. en stelt de volgende motie voor:
 „De vergadering spreekt de wenschelijkheid uit, dal het H. R., zoo spoedig mogelijk, wordt herzien[.]
 Deze motie wordt met 34 tegen 3 stemmen aangenomen.
 De President stelt hierna normaals aan de orde punt 4 der Agenda. Bij loting wordt de afd[.] amsterdam aangewezen, tot het nazien der rekening en verantwoording van den Penningmeester.
 Alsnu is aan de orde punt 5: „Ontwerp-begrooting 1897.” Deze wordt voorgelezen en zal aan de afdeelingen ter goedkeuring worden toegezonden.
 Bij de rondvraag aan de leden verzoekt de Heer timmer aan het Hoofdbest. zich met de Vereeniging Pulchri Studio te verstaan, teneinde te verkrijgen dat de leden der Techn. Vakv. zooal niet kosteloos, dan tegen verminderd entree toegang verkrijgen op de kunstbeschouwingen van deze Vereeniging President belooft zulks.
 De Heer des bouvrie vestigt de aandacht op het Nat. Congres van Handels- en Kantoorbedienden den 24 en 25 Nov. j.l. te utrecht gehouden. Hij wijst er op, hoe deze Vereeniging in sommige doeleinden overeenstemt met de onze, b.v. in Bevordering Zondagsrust, Ver[t]egenwoordiging in de Kamers van Arbeid. Beperking van overmatigen arbeidsduur, Weduwen- en Weezenverzekering enz. en stelt de volgende motie voor:
 „De vergadering gelet op art. 2 sub c. der Statuten, machtigt het Hoofdbestuur, de pogingen van het bestuur van den Nationalen Bond van Handels- en Kantoorbedienden in Nederland te steunen in zake de adres-beweging voor pensioneering, en daar, waar wederzijdsche belangen dit vorderen, verderen steun toe te zeggen en die wederkeerig te verzoeken.”
 Deze motie wordt bij acclamatie aangenomen.
 Door eenige leden wordt verder de wenschelijkheid uitgesproken van meer onderlinge gedachtenwisseling der afdeelingen, b.v. het zenden van verslagen der ledenvergaderingen, het uitwisselen van lezers enz. Pres[.] zegt dat de afdeelingen amsterdam en rotterdam reeds lang in dien geest werkzaam zijn. Dat de afdeeling den haag echter van eenige algemeene zaken min of meer onkundig blijft, wijt hij grootendeels aan het feit, dat de afd. den haag hare leden voor het Hoofdbestuur koos uit de leden en niet uit het bestuur.
 Niemand meer het woord verlangende, deelt de President mede, dat met het oog op het feit, dat de beide door de Afd. amsterdam gekozen Hoofdbestuursleden, verkozen waren vóór de goedkeuring der Statuten, vraagt de Voorzitter aan deze eerste Alg[.] Verg. sanctie voor de 7 functionarissen, daar anders natuurlijk 3 der Heeren hadden moeten aftreden. Deze sanctie wordt verleend, waarbij Voorz[.] er nog op wijst, dat de billijkheid eischt, dat ook eene regeling, met betrekking tot Utrecht’s vertegenwoordiging in het Hoofdbestuur, noodig zal blijken.
 Hierna dankt de Pres. alle aanwezigen voor hunne opkomst, roept aller medewerking in en sluit de vergadering.

Namens het Hoofdbestuur,
bern. w. c. emons, President.
p. schotel jr[.], 1e Secretaris.


  1. Vermoedelijk doelende op de tegenstrijdigheid (volgens v. w[.]) van art. 18 der Statuten met art. 2 H. R.