Architectura/Jaargang 5/Nummer 6/Vereeniging tot Bevordering Bouwkunst, Afdeeling Arnhem
‘Vereeniging tot Bevordering Bouwkunst, Afdeeling Arnhem. Vergadering van 27 Jan. 1897’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 6 (zaterdag 6 februari 1897), p. 35-36. Publiek domein. |
[ 35 ]
VERSLAGEN VAN VERGADERINGEN. | vereeniging tot bevordering bouwkunst, afdeeling arnhem. vergadering van 27 jan. 1897. |
Na lezing en goedkeuring der notulen van de vorige vergadering worden de Heeren a. r. freem en w. g, lensink als bestuursleden herkozen en de Hr. j. h. muller na ballottage als aspirant-lid aangenomen.
Thans neemt de Hr. j. persijn jr. het woord om de 1e door het hoofdbestuur gestelde vraag te beantwoorden. Die vraag luidt:
„Wat kan er van overheidswege gedaan worden om bij den aanleg van nieuwe straten of stadsgedeelten het bouwen van fraaie huizen te bevorderen?
Verdient het voorbeeld van verschillende buitenlandsche steden, waar van stadswege, bij den aanleg van nieuwe wijken, premiën voor de mooiste voorgevels worden uitgeloofd, aanbeveling ook voor Nederl. steden?”
De aanleiding tot deze vraag ligt volgens spr. voor de hand. In elke stad vindt men nieuwe wijken en straten, gevormd door huizen, waarvan de gevels en de aanleg niet alleen niet den minsten kunstzin vertoonen, maar die zelfs aan de meest bescheiden eischen, door goeden smaak gesteld, niet voldoen.
De oorzaak tot dit treurig feit vindt spreker voor een overgroot deel in den speculatiebouw onzer dagen. Het is klaarblijkelijk dat menschen die er slechts op uit zijn, om van een zekere som gelds de meest mogelijke rente te trekken, niet vragen: „Zullen de aanleg en de gevel van mijn huis aan de eischen van goeden smaak voldoen?” maar wel: „Hoe kan ik het huis bouwen, zóó, dat het met de minst mogelijke kosten bewoonbaar is?” Daar er niet één wettelijk voorschrift bestaat waardoor deze wijze van bouwen kan worden voorkomen, meent spreker dat er in de meeste bouwverordeningen dan ook een groote leemte aanwezig is, die men moet trachten weg te nemen. De verordeningen geven eenige, en dan dikwijls nog zeer gebrekkige, voorschriften omtrent constructie enz., doch esthetische eischen worden niet gesteld.
Enkele bepalingen echter zijn er, die aan de gemeentebesturen toch eenige bevoegdheid geven, waar het den aanleg van nieuwe wijken en straten betreft wat krasser op te treden. Lengte- en breedte-profilen van straten en wegen moeten door B. en W. worden goedgekeurd en zij zijn dus bevoegd die naar hunne zienswijze te laten wijzigen, indien aanleg en profiel niet in overeenstemming zijn met de omgeving, of niet strooken met de eischen die men aan straten in bepaalde stadsgedeelten kan stellen. Ook in de bepaling der rooilijn kan men meer vrij optreden en b.v. aan sommigen vrijheid laten een huis eenige meters terug te plaatsen, waardoor althans de eentonige rechte lijn waarin nu alle gevels gebouwd zijn, eenigszins wordt gebroken.
[ 36 ]
Verder meent de inleider dat het goede voorbeeld, in den laatsten tijd door het rijk gegeven, waar het ’t stichten van openbare gebouwen betreft, aanbeveling verdient ook voor gemeentebesturen. En waar de gemeente eigenaresse is van bouwterreinen beeft ze tot op zekere hoogte stellig het recht bij verkoop van grond aan de koopers eenige voorwaarden te stellen. Daaronder kan worden opgenomen deze, dat de plannen voor event. te bouwen huizen aan de goedkeuring van verkoopster onderworpen moeten worden. Heeft de gemeente tot beoordeeling daarvan geen geschikt personeel dan neme zij desnoods een of meer particuliere architecten tot raadslieden.
Komende tot het 2e gedeelte der vraag, meent spreker hierop bevestigend te kunnen antwoorden. Evenzeer toch, als door gemeentebesturen subsidiën worden gegeven aan corporatiën voor schilderijen-tentoonstellingen, muziek-gezelschappen, schouwburg enz., en zelfs aan velen jaar op jaar, — is het ook ten volle gerechtvaardigd en aanbevelenswaardig dat van gemeentewege iets worde gedaan om de bouwkunst te bevorderen.
Ook het denkbeeld om prijsvragen uit te schrijven, als er sprake is van bebouwing van een geheele wijk of groot terrein, juicht spreker toe. Al hebben in sommige gevallen die prijsvragen niet het gewenschte resultaat gehad, dit neemt niet weg dat men in zeer vele gevallen over den uitslag ten volle voldaan was. Ten slotte wordt de wensch uitgesproken dat de tijd spoedig moge aanbreken, waarin de speculatiebouw zal plaats maken voor meer soliden en fraaien huizenbouw, al behoeft daarom het speculatieve nog niet door bouwondernemers uit het oog verloren te worden.
Aan het debat dat hierop volgde werd deelgenomen o.a. door den heer freem, die meende dat goed voorgaan door het rijk en de gemeente nog niet altijd goed volgen doet, getuige o.m. amsterdam, dat ook ten tijde van den gemeente-arch. weissman geheele nieuwe wijken zag verrijzen, waarvan de aanschouwing ons een rilling door de leden doet gaan.
Doch ook vooral 2 andere punten meent deze spreker op den voorgrond te moeten stellen, nl. deze:
Er moet behoefte zijn aan woningen, want de financieele zijde van het vraagstuk is van veel gewicht en mag niet uit het nog verloren worden, — en het publiek moet behoefte gevoelen aan iets anders, dan wat het thans meestal als bouwkunst te aanschouwen heeft. Deze opmerkingen worden op duidelijke wijze nader toegelicht.
Na dankzegging door een der bestuursleden aan den inleider, wordt nu het woord gegeven aan den heer freem, om de 2e gestelde vraag te beantwoorden, luidende:
Hoe moeten scheidingsmuren van perceelen, waarin tevens de balken dragen geconstrueerd worden, om volkomen het geluid, veroorzaakt door pianospel, zang, enz. te isoleeren?
Na eenige beschouwingen omtrent de onaangename gevolgen, voortvloeiende uit de weinige aandacht die aan dit vraagstuk geschonken wordt, de gevolgen vooral voor hem die bij ongeval in een z.g. muzikaal stadsgedeelte woont worden de volgende middelen aangegeven:
1e. Men construeere 3 halfsteensmuren met 2 spouwen elk van 11 cM. en vulle deze op met houtasch, zaagmeel of cokesbrics. De verbinding der muren moet geschieden niet met steen maar met gegalvaniseerde |—| vormige ankertjes.
Sommigen meenen dat de lucht, aanwezig tusschen de wanden, voldoende isoleert, doch dit is niet afdoende daar het geluid van pianospel dan nog doordringt.
2e. Men kan ook 2 muren van één steen construeeren met spouw, opgevuld als boven. In beide gevallen moet zorg gedragen worden, dat de balken niet tegen elkander komen, maar door een looden plaat of voldoende tusschenruimte gescheiden zijn.
3e. Ook kan men één muur van 1 steen metselen en ter weerszijden daarvan rietplanken aanbrengen op een afstand van b.v. 8 cM. Ook hier moeten de balken weer voldoende geïsoleerd zijn en onder het draagvlak eveneens een strook lood worden aangebracht. Deze laatste wijze verdient dáár aanbeveling waar vele perceelen van een eigenaar aaneengebonwd worden.
Voor huizen, niet aan denzelfden eigenaar toebehoorende, zou spreker wenschen dat de gemeene muren wat minder werden toegepast. Thans vindt met de afscheiding van 2 ervan meestal door een éénsteens muur tot stand gebracht, ja dikwijls door ½ steen.
Ieder huis hebbe zijn eigen muren dan zal ook de vrees van in eigen woonkamer nog niet te kunnen zeggen wat men op ’t hart heeft, geen grond van bestaan meer hebben.
Voor aaneengebouwde perceelen met onder- en bovenwoningen kon men voorts de gang van ’t eene aan de kamers van ’t andere huis laten grenzen, doch dit is niet altijd afdoende. Scheiding tusschen verdiepingen kunnen aangebracht worden door ter halverhoogte van de balklaag een laag rietplanken aan te brengen en de ruimte tusschen deze en den vloer weer als boven aan te vullen.
Meest afdoend echter is het de étages onderling af te scheiden door een lichte ijzeren balkaag en daartegen een afzonderlijk plafond aan te brengen.
Ook deze inleider oogstte den dank der vergadering en gaf daarna nog een kunstbeschouwing: het interessante schetsboek van Viollet le-Duc, ’t welk door alle aanwezigen met veel belangstelling werd bezichtigd.
Ten slotte werden eenige bouwkundige plaatwerken onder de aanwezigen gratis verloot.